Transcript for:
Newman Systems Model in Verpleegkunde

Hoi, mijn naam is Elisabeth Amsma en in dit filmpje wil ik jullie graag iets meer vertellen over de verschillende omgevingen zoals die in het Newman Systems Model, een verpleegkundige theorie, worden gehanteerd. Om de vergelijking te maken met de verpleegkundige praktijk, proberen we in dit filmpje eens te kijken naar een hele specifieke casus. Zo voorkomen we ook dat het systeem iets abstracts wordt. We denken namelijk bij een verpleegkundige theorie, bij een systeem aan de mens, een zorgvrager. Daarom kijken we eerst even naar dit filmpje van een jongetje wat is opgenomen in het ziekenhuis vanwege een longontsteking.

Kijk even met me mee. Ik heb een longontsteking gehad en dat is dat je een gaatje in je long hebt. Dus ik was ook heel benauwd. En ik heb nu soms ook nog wel een plafoest. Ik heb vier nachtjes in het ziekenhuis gelegen.

Mijn vader en moeder kwamen omstubuk bij mij logeren. Nou, ik vond het wel leuk. Want... Toen kwamen we, we hoefden eigenlijk bijna niks te doen zelf.

En het waren ook wel hele aardige dokters en zusters. En het ontbijt en het eten was lekker. Het was natuurlijk niet zo leuk in de ziekenhuid.

te liggen zonder op school te komen en zo want dan zie ik al mijn vriendjes niet. Maar het was ook wel leuk want dan kan je ook heel even gewoon alleen zijn. wereld als je ziek bent. En het ziekenhuis was ook wel leuk, de kliniek trouwens kwamen, maar die waren een beetje te kinderachtig voor mij. En ik was zes jaar toen.

Als ik de baas van het ziekenhuis was, dan zou ik persoonlijk aan het kind vragen of ze wilden bijvoorbeeld, bij een Voel jij je goed genoeg dat de klinieklans bijvoorbeeld komen? En als ze dan ja zeggen, dan wordt dat allemaal geregeld. Als ze nee zeggen, maar ik wil wel iets anders, bijvoorbeeld een goochelaar, dan doen ze ook hun best om dat te regelen. En ik zou ook vragen wat ze op hun boterham wilden. De systeemomgeving bij het NSM is opgebouwd uit drie schillen, drie lagen.

De eerste is de intrapersoonlijke omgeving en die hoort bij de interne omgeving van het systeem. Dus dat is in het systeem. De andere twee, de interpersoonlijke omgeving, is de interpersoonlijke omgeving. De intrapersoonlijke en de extrapersoonlijke omgeving behoren bij de tweede en de derde laag, namelijk de externe omgeving, alles wat buiten het systeem is. Laten we eens kijken naar het filmpje en proberen te achterhalen wat voor aanwijzingen we zien voor de intrapersoonlijke omgeving.

Wanneer we de intrapersoonlijke omgeving proberen in kaart te brengen, maken we gebruik van de vijf variabelen. De vijf variabelen proberen je op een holistische, integrale manier te laten kijken naar het systeem. Wat is er allemaal van invloed van binnenuit het systeem?

Je kan je voorstellen dat juist die intrapersoonlijke omgeving een enorme invloed kan hebben op de gezondheid. De vijf variabelen zoals die worden gehanteerd in het NSM kunnen we bijna allemaal terugvinden in het filmpje. Zo zien we het.

zien we de fysiologische variabelen direct terug in de longontsteking, de aandoening die het jongetje heeft en die ervoor zorgt dat hij naar het ziekenhuis moet. De psychologische variabelen helpen je te begrijpen hoe iemand ermee omgaat. Dat hij naar het ziekenhuis moet of dat hij ziek is.

In dit geval blijft het jongetje er redelijk rustig onder. De sociaal-culturele variabelen helpen je om te kijken uit welk soort milieu iemand komt. Hoe is hij opgevoed?

Komt hij uit de stad of van het platteland? Is het een allochtone of een autochtone Nederlander? Al deze factoren kunnen invloed hebben op hoe iemand zijn gezondheid beleeft en de manier waarop hij zich wel bevindt.

De spirituele variabele wordt in de afbeelding... Gezien als een van de vijf variabelen. Dat is correct, maar je kan ook de spirituele variabelen zien als een variabele die onder alle andere variabelen ligt. Vaak kun je een aanwijzing voor de spirituele variabelen vinden in de manier waarop iemand betekenis geeft aan zijn leven, aan de ziekte, aan een opname.

Wat is erg belangrijk? De ontwikkelingsvariabelen is een mooi voorbeeld in dit filmpje. Je ziet een jongetje en je begrijpt direct dat een jongetje met een longontsteking op een andere manier omgaat met die longontsteking en een opname als een volwassene of een oudere. Het is daarom belangrijk dat je bij iedere zorgvrager bedenkt in welke leeftijd ze zijn.

iemand zich bevindt. Maar ook in welke levensfase. Dat is wat anders. Ben je nog een jongere?

Woon je thuis? Of ben je al zelfstandig gaan wonen? Heb je een relatie? Heb je toevallig een jong gezin?

Ben je oud? Heb je recent je partner verloren waardoor je nu ineens alleen bent? Het jongetje vertelt dat een van zijn ouders de hele tijd bij hem is in het ziekenhuis. Dit roept de vraag op of wij wel goed aan doen om het jongetje zelf als systeem te zien of hem samen met zijn ouders als systeem moeten bekijken. Dit verandert ook ons perspectief op de verschillende omgevingen.

Wanneer wij het jongetje als systeem nemen, hoort de vader of de moeder bij de interpersoonlijke omgeving. Maar zien we het gezin als het systeem? dan horen zijn ouders in de intrapersoonlijke omgeving. Een leuk voorbeeld wat we zien over de interpersoonlijke omgeving in dit filmpje is het verhaal wat het kind vertelt over de kliniclowns.

Je zou denken dat de kliniclowns iets leuks is. Toch beschrijft dit jongetje het eerder als een stressor, iets wat een negatieve invloed heeft op zijn systeem. Hij voelt zich niet serieus genomen door de kliniclowns. De extra persoonlijke omgeving is de laag die het verst afstaat van het systeem, maar die wel degelijk invloed kan uitoefenen op het systeem.

We noemen deze extra persoonlijk omdat het niet persoonlijk is. Het zijn dode dingen, materialen. Je kan hierbij denken aan het bed waar het jongetje in ligt. Maar denk ook aan de kleurpotloden waarmee je hem ziet spelen in het filmpje. Het kan best zijn dat het geruststellende karakter van tekenen voor het jongetje heel belangrijk is. ook in een stressvolle situatie, zoals een opname.

Soms kunnen de interpersoonlijke en de extrapersoonlijke omgeving ook in elkaar overlopen. Zo is bijvoorbeeld een goede relatie met de longarts een interpersoonlijke omgevingsfactor, maar het feit dat die longarts zich bevindt in een ziekenhuis binnen een redelijk afstand van de woonplaats van het jongetje, kan dan weer een extrapersoonlijke factor zijn. Ten slotte hebben we nog de gecreëerde omgeving.

Deze kan zowel intern als extern zijn. En het nieuwe systemmodel maakt daar dan ook geen onderscheiding. Wat wel belangrijk is, is dat we beseffen dat de gecreëerde omgeving gecreëerd is. Het is dus bij iedere persoon anders en kan ook bij iedere persoon door andere waarden, normen, overtuigingen, waarheden zijn opgebouwd.

Misschien is een aanwijzing uit het filmpje de allerlaatste opmerking die het jongetje maakt. Hij vertelt dat hij het belangrijk zou vinden dat als er iets zou veranderen in het ziekenhuis, dat dat vooral zou zijn dat hij zelf mag kiezen wat hij op zijn brood heeft. Dit lijkt een terloops opmerking, maar als het voor het jongetje van wezenlijk belang is dat hij zelf kan kiezen wat hij eet en dat hij daarin ook een stukje autonomie ervaart, kan dat wel degelijk een onderdeel zijn van zijn gecreëerde omgeving.

Wanneer we binnen het NSM spreken over beïnvloeding, bedoelen we bijna altijd stressoren. Stressoren zijn prikkels of invloeden van binnenin of van buitenaf die effect hebben op de gezondheid, op het welbevinden van de zorgvrager, van het systeem. Een verpleegkundige kan het NSM gebruiken om op een systemische manier te kijken naar alle stressoren, alle invloeden die effect kunnen hebben op het welbevinden van de zorgvrager.... Het helpt je om goed te kijken, goed te luisteren, goed door te vragen, maar ook om de juiste interventies te kiezen. Er zijn ook invloeden die niet zozeer een prikkel zijn of een invloed zijn, maar die kunnen worden gebruikt om het systeem te helpen omgaan met bepaalde stressoren.

Dit noemen we hulpbronnen. Het systeem kan hiervan bewust zijn of niet bewust zijn. Zo weet je bijvoorbeeld misschien heus wel dat je rustig wordt van gezellig lekker kleuren, maar op het moment dat je heel gestrest bent is dat misschien niet zo. niet het eerste waar je aan denkt en heb je iemand nodig die zegt waar word je normaal altijd rustig van?

Voor deze video werd een filmpje gebruikt van Zorgzine 2.0 en het boek Verpleegkunde volgens het nieuwe systems model. Bedankt voor het kijken.