ha ik ben Juf m leuk dat je weer kijkt en vandaag praten wij over voetbal goed Welke woorden heb jij nodig om te praten over voetbal natuurlijk de voetbal de voetbal Dit is de voetbal Dit is het doel het doel het doel en dit is het veld het veld Dit is de lijn de lijn de lijn de lijn en dit dit is de middenstip de middenstip de middenstip Dit is het stadion het stadion het stadion en in het stadion Zie jij tribune de tribune tribune en op de tribune zit het publiek de mensen die kijken dat heet het publiek of de supporters supporters wat heb jij nodig als jij gaat voetballen jij hebt natuurlijk kleding nodig Jij hebt een tenu nodig een tenu het tenu het tenu is een shirt een broek en natuurlijk voetbalsokken voetbalsokken en jij hebt ook voetbalschoenen nodig voetbalschoenen heb jij nodig en onder de voetbalschoen zitten Noppen Noppen Noppen onder de voetbalschoen en deze zijn ook belangrijk Dit zijn jouw scheenbeschermers scheen beschermers zij beschermen jouw been beschermen in English to protect goed Oké wij hebben een tenu Wat hebben wij nog meer nodig Wij hebben natuurlijk een team nodig en een team bestaat uit 11 11 tal uit 11 spelers een team bestaat uit 11 spelers Dit is het elftal het team en dit is de speler de speler het team het elftal en de speler en dit dit is de de keeper de keeper en wie heb jij nog meer nodig Jij hebt natuurlijk een coach nodig de coach of de trainer en de coach en de trainer die kijkt naar de opstelling Wie staat waar die speler moet daar die speler moet daar dat heet de opstelling de opstelling de coach de trainer die maakt de opstelling en eh deze is ook belangrijk in de wedstrijd Dit is de scheidsrechter de scheidsrechter goed Wij hebben een team Wij hebben een scheidsrechter We hebben een coach dan gaan we beginnen met de wedstrijd de wedstrijd Wij gaan beginnen met de wedstrijd de wedstrijd duurt de wedstrijd duurt 90 minuten duren 1 minuut 90 duurt de wedstrijd duur 90 minuten 2 keer 45 minuten Dit is de eerste helft en dit is de tweede helft de eerste helft en de tweede helft goed we gaan beginnen wij beginnen met de bal op de middenstip en wij doen de aftrap de aftrap poem de aftrap goed het team speelt 45 minuten de eerste helft is klaar Wat is er dan dan Is er rust dan Is er rust de rust de rust en de spelers gaan naar de kleedkamer Dit is de kleedkamer de kleedkamer na 45 minuten is het rust en de spelers gaan naar de kleedkamer de rust duurt 15 minuten goed Wij gaan terug Wij spelen de tweede helft maar niemand heeft gewonnen Wat nu dan spelen wij een verlenging Wij spelen extra 15 minuten de verlenging Dat doen wij twee keer eerste verlenging tweede verlenging is er nog steeds geen winnaar dan gaan wij penalties schieten schieten heet dat dan gaan wij penalties schieten de penalty of de strafschop Dat is hetzelfde goed nog een paar woorden die belangrijk zijn tijdens de wedstrijd Dit is niet goed Dat mag niet dat heet een overtreding dat mag mag niet dat heet een overtreding kijk de man de speler heeft veel pijn hij heeft pijn en hij kan niet meer spelen hij heeft pijn Hij kan niet meer spelen dat heet een blessure de speler heeft een blessure de speler heeft een blessure dan hebben wij de scheidsrechter nodig de scheidsrechter die heeft een fluit en de scheidsrechter de scheidsrechter fluit de scheidsrechter fluit de scheidsrechter Fluit en misschien geeft hij een gele kaart en misschien als het heel erg is geeft hij een rode kaart de scheidsrechter fluit fluit Hij geeft een gele kaart of hij geeft een rode kaart Oké nog een paar extra woorden Dit is natuurlijk heel belangrijk want dit is het doelpunt of de goal het doelpunt of de goal Oké jij maakt een doelpunt jij gebruikt het werkwoord maken Jij maakt een doelpunt de stand de stand is nu 1-0 de stand Jij maakt een doelpunt de stand is nu 1 nul heel goed oké het andere team maakt ook een doelpunt hm de stand is nu 11 dat heet gelijk spel gelijk spel de stand is gelijk 1 2 2 3 3 gelijk spel dat heet gelijk spel oké jullie maken nog een doelpunt 1 2 is de stand de wedstrij is afgelopen dat is het einde van de wedstrijd dan heet dit de eindstand de eindstand de eindstand de eindstand wie heeft gewonnen en wie heeft verloren zij zijn heel blij Zij zijn De winnaar De winnaar winnen de winnaar en zij zijn verdrietig zij zijn verdrietig want zij zijn de verliezer verliezen is het werkwoord en jij bent de verliezer winnen is het werkwoord en jij bent de winnaar en de winnaar die krijgt de beker Oké nou en jij vind jij voetbal leuk Hou jij van voetbal ben jij een voetbalsupporter en welke club vind jij leuk oké doei