Vorming van Lymfe

Inleiding

Essentieel voor transport van voedingsstoffen en verwijdering van afvalstoffen.
Voedingsader vertakt 6-8 keer tot arteriolen, vervolgens 2-5 keer tot capillairen.
Meta-arteriole: Verbinding tussen arteriole en capillairen.
- Verschilt van arteriolen door niet-continue spierlaag.
- Precapillaire sfincter reguleert bloedstroom op basis van zuurstofconcentratie.

Bestaat uit een enkele laag endotheelcellen en een dunne basale membraan.
Twee wegen voor transport naar interstitiële ruimtes:
1. Intercellulaire spleet: Voor vloeistof, kleine stoffen, wateroplosbare ionen (niet voor albumine).
2. Plasmalemma vesikels: Absorberen plasma of extracellulaire vloeistof.

Bestaat uit vaste en vloeibare delen: collageenvezels en proteoglycaanfilamenten.
Interstitiële vloeistof: Afgeleid van bloedcapillairen.
Vier druksoorten reguleren vloeistofbeweging:
1. Capillaire druk: Stuwt vloeistof uit capillairen.
2. Interstitiële vloeistofdruk: Drukt vloeistof in capillairen.
3. Capillaire plasma colloïde osmotische druk: Osmose van vloeistof naar capillairen.
4. Interstitiële vloeistof colloïde osmotische druk: Osmose van vloeistof naar interstitium.

Overtollige vloeistof van arterieel einde capillairen vormt lymfe wanneer het lymfecapillairen binnenkomt.
Gemiddeld 20 liter vloeistof per dag gefilterd, 18 liter terug geabsorbeerd.
Lymfesysteem absorbeert overtollige 2 liter om oedeem te voorkomen.

Interstitiale vloeistofdruk en activiteit van de lymfepomp zijn cruciaal.
- Intrinsieke pomp: Contractie van lymfevaten door gladde spiervezels.
- Externe pomp: Bewegingen van lichaam, samentrekking van omliggende spieren, arteriepulsaties en externe druk.