🧬

3. translatie

Sep 30, 2024

Translatie

  • = wanneer de nucleotidecode wordt vertaald naar een aminozuurcode
  • met behulp van ribosomen en aangevoerd door tRNA

Ribosomen

  • = Ribosomen zijn klein celorganellen die vrij voorkomen in het cytosol of gebonden op de membranen van RER

  • bestaat uit grote en kleine subeenheid opgebouw uit eiwitten met rRNA

transfer RNA

  • is een enkelstrengig RNA-moleculedat op vier plaatsen basenparing
  • tRNA heeft ook een bindingsplaats voor een aminozuur. aan 3'
  • functie : aanbrengen van het juiste aminozuur.

verloop van de translatie

Binding van aminozuur op tRNA:

  • In het cytoplasma bevinden zich vrije aminozuren en tRNA-moleculen.
  • De tRNA's binden de juiste aminozuren

Vorming van een startcomplex (inititiatie):

  • binding van mRNA ribosoom en geladen tRNA
  • bij startcodon kleine subeenheid van ribosomen en tRNA
  • vervolgens bindt ook de grote subeenheid

vorming van een polypeptideketen (elongatie) µ

  • Tegenover het tweede codon van het mRNA bindt een anticodon vaneen tweede
  • Het eerste aminozuur wordt gebonden aan het tweede.
  • Het ribosoom schuift een codon verder op het mRNA zodat een derdetRNA kan binden. Het eerste tRNA komt los.

Einde van de translatie (terminatie)

  • gaat zo tot stopcodon
  • tegenover geen tRNA maar een release factor
  • alles komt los en polypeptide keten komt vrij
  • polypetideketen rolt op