Lenzen Theorie
1. Bolle en Holle Lenzen
- Sferische Lenzen: Lenzen met oppervlakken die deel zijn van boloppervlakken.
- Bolle Lens: Dikker in het midden dan aan de randen; heeft een convergerende werking.
- Holle Lens: Dikker aan de randen dan in het midden; heeft een divergerende werking.
- Dunne Lenzen: Gebruikt in de praktijk vanwege minder ongewenste lichtbreking.
- Lichtbundels:
- Divergente bundel: Lichtstralen bewegen van een gemeenschappelijk punt af.
- Convergente bundel: Lichtstralen bewegen naar een gemeenschappelijk punt toe.
- Evenwijdige bundel: Lichtstralen zijn parallel.
2. Brandpuntsafstand en Lenssterkte
- Brandpunten:
- Bolle Lens: Convergerende werking, brandpunten zijn reƫel.
- Holle Lens: Divergerende werking, brandpunten zijn virtueel.
- Brandpuntsafstand (f): Afstand tussen lens en brandpunt; positief voor bolle lenzen, negatief voor holle.
- Lenssterkte (S): Omgekeerde van brandpuntsafstand (in meters), eenheid is dioptrie (dpt).
- Formule: ( S = \frac{1}{f} )
3. Beeldpunt bij een Bolle Lens
- Beeldpunt: Punt waar lichtstralen van een bron na breking samenkomen.
- Drie soorten beeldpunten:
- Reƫel: Bij afstand groter dan brandpuntsafstand.
- Oneindig: Bij afstand gelijk aan brandpuntsafstand.
- Virtueel: Bij afstand kleiner dan brandpuntsafstand.
- Constructiestralen: Methoden om plaats beeldpunt te vinden.
4. Naar Beeldpunt Kijken
- Reƫel beeldpunt kan op een scherm geprojecteerd worden.
- Virtuele beeldpunten en beeldpunten in het oneindige kunnen worden gezien door direct door de lens te kijken.
5. Voorwerpsafstand, Beeldafstand, Lenzenformule
- Voorwerpspunt: Puntbron voor lens.
- Lenzenformule: ( \frac{1}{f} = \frac{1}{v} + \frac{1}{b} )
- v: Voorwerpsafstand
- b: Beeldafstand
- Positieve afstanden voor reƫle punten, negatieve voor virtuele.
6. Voorwerp, Beeld, Lineaire Vergroting
- Lineaire Vergroting (N): Hoeveel keer het beeld groter is dan het voorwerp.
- Formules: ( N = \frac{B_1B_2}{L_1L_2} ) of ( N = \frac{b}{v} )
- Reƫle beelden zijn omgekeerd, virtuele beelden zijn rechtop en vergroot.
7. Rekenen aan Voorwerpen en Beelden
- Formules om afstanden en vergrotingen te berekenen.
- Voordeel van berekeningen is nauwkeurigheid en toepasbaarheid voor alle lenssoorten.
8. Menselijk Oog; Bij- en Verziendheid
- Accommoderen: Aanpassen van ooglens om scherp te zien.
- Nabijheidspunt en Vertepunt: Dichtstbijzijnde en verste punt dat scherp kan worden gezien.
- Oogafwijkingen:
- Bijziendheid: Lens te bol, vertepunt dichterbij, corrigeerbaar met holle lenzen.
- Verziendheid: Lens te plat, nabijheidspunt verder weg, corrigeerbaar met bolle lenzen.
9. Hoekvergroting bij een Loep
- Gezichtshoek: Hoek bepaald door lijnen naar de uiteinden van een object.
- Loep Vergroting: Verhoogt gezichtshoek, formule ( M = \frac{n}{f} ), n is nabijheidsafstand.
10. Telescoop en Microscoop
- Telescoop: Vergroot gezichtshoek van verre objecten, twee lenzen (objectief en oculair).
- Hoekvergroting ( M = \frac{f_{objectief}}{f_{oculair}} )
- Microscoop: Vergroot gezichtshoek van kleine objecten, ook met objectief en oculair.
- Totale vergroting is product van lineaire vergroting objectief en hoekvergroting oculair.
11. Intreepupil en Uittreepupil
- Intreepupil: Objectief van de telescoop/microscoop.
- Uittreepupil: Beeld van de intreepupil door het oculair.
- Diameter uittreepupil: ( \frac{D}{M} ), D is intreepupil diameter.
Deze notities beschrijven de werking van lenzen, optische instrumenten zoals loepen, telescopen en microscopen, en het menselijk oog met betrekking tot zichtbaarheid en correctie van visuele afwijkingen.