🌍

Pluriforme Samenleving en Cultuur

May 23, 2025

Pluriforme Samenleving VWO 4

4.1 Wat is een pluriforme samenleving?

  • Pluriforme samenleving: Samenleving met veel verschillen in levensstijl, godsdienst, en cultuurkenmerken.
  • Cultuur: Waarden, normen, gewoonten en andere aangeleerde cultuurkenmerken die als vanzelfsprekend worden beschouwd.
  • Cultuurkenmerk: Eigenschap of gedraging voortkomend uit de cultuur zoals waarden, normen, en gewoonten.
  • Socialisatiefunctie van cultuur: Proces waarbij cultuur deel van iemands persoonlijkheid wordt.
  • Gemeenschappelijk referentiekader: Gezamenlijke kennis en ervaringen binnen een groep.
  • Gedragsregulering: Sturing van gedrag voor orde en voorspelbaarheid.
  • Dominante cultuur: Cultuurkenmerken gedeeld door de meerderheid.
  • Subcultuur: Cultuur met afwijkende waarden en normen.
  • Culturele diversiteit: Bestaan van veel verschillende subculturen.
  • Gender: Culturele verschillen tussen mannen en vrouwen.
  • Rolpatronen: Verwachtingen over gedrag.
  • Etnische subcultuur: Cultuur van een groep met gedeeld land van herkomst.
  • Tegencultuur: Cultuur die zich verzet tegen de dominante cultuur.
  • Sociale cohesie: Mate van verbondenheid.

4.2 Cultuur en Identiteit

  • Socialisatie: Proces van aanleren van waarden, normen en cultuurkenmerken binnen een groep.
  • Socialiserende instituties: Groepen die specifieke waarden en normen overdragen.
  • Sociale controle: Stimuleren of dwingen tot naleving van normen.
  • Sanctie: Maatregel om gedrag te beïnvloeden.
  • Internalisatie: Proces van eigen maken van waarden en normen.
  • Persoonlijke identiteit: Zelfbeeld van een individu.
  • Sociale identiteit: Zelfbeeld afgeleid van verbondenheid met groepen.
  • Cultuurrelativisme: Culturen als gelijkwaardig beschouwen.
  • Cultuuruniversalisme: Universele waarden zijn leidend.
  • Etnocentrisme: Eigen groep als norm zien.

4.3 Wij en Zij

  • Wij-zij-denken: Groepen tegenover elkaar stellen.
  • Categoriseren: Indelen van de wereld in hokjes.
  • Stereotype: Vaststaand beeld van een groep.
  • Vooroordeel: Oordeel niet gebaseerd op feiten.
  • Discriminatie: Ongelijke behandeling op irrelevante gronden.
  • Racisme: Kwetsende uitspraken of discriminatie op basis van huidskleur.
  • Institutioneel racisme: Ongelijke behandeling vastgelegd in regels.
  • Xenofobie: Angst voor het vreemde.
  • Polarisatie: Toenemende tegenstellingen tussen groepen.
  • Inclusieve samenleving: Iedereen kan meedoen.

4.4 Migratie naar Nederland

  • Migreren: Verhuizen naar een ander land.
  • Gastarbeiders: Tijdelijke arbeidsmigranten.
  • Restrictief toelatingsbeleid: Strenge voorwaarden voor toelating.
  • Vluchteling: Iemand die vlucht voor oorlog of vervolging.
  • Asielzoeker: Iemand die asiel aanvraagt.
  • Arbeidsmigrant: Iemand die migreert voor werk.
  • Kennismigrant: Migreert vanwege behoefte aan kennis.
  • Volgmigratie: Migratie vanwege gezinshereniging.
  • Illegalen: Mensen zonder wettige verblijfsvergunning.

4.5 Europese dilemma’s

  • Irreguliere migratie: Migratie zonder geldige documenten.
  • Morele verplichting: Plicht om het juiste te doen.

4.6 Patronen van Integratie

  • Assimilatie: Opgeven van eigen cultuur voor dominante cultuur.

  • Integratie: Samengaan van cultuurgroepen door aanpassing.

  • Segregatie: Groepen leven gescheiden.

  • Radicalisering: Extremer worden van gedachten of gedrag.