Transcript for:
Productiefactoren en Bedrijfskosten

deze video gaat over produceren en na het kijken van deze video kun je laten zien dat je de vier productiefactoren kunt invullen voor een bedrijf dat je bedrijfskosten kunt onderverdelen in vasten en variabele kosten en dat je afschrijving kunt berekenen aan de hand van opgave dus een voorbeeldje en die je kunt oplossen laten we beginnen met de productiefactoren maar dat zijn de dingen die je nodig hebt om te kunnen produceren dus laten we als voorbeeldje zeggen dat we chips willen gaan progroseren Ik noem maar eens willekeurigs daarvoor heb je eigenlijk vier productiefactoren nodig die alleen voor chips maar voor alles wat je mij wilt produceren en die vier Dat zijn de volgende We beginnen bij de eerste kapitaal en bij kapitaal denk je misschien aan geld alleen het verwarrende van dit woord is We hebben nu voornamelijk over kapitaal goederen en dat zijn dure dingen die je nodig hebben om iets te kunnen maken bijvoorbeeld machines want chips in te maken of het gebouw dus de fabriek buiten chips in gemaakt wordt zijn beide voorbeelden van kapitaalgoeder de tweede is arbeid dat zijn dus jouw arbeiders oftewel jouw personeel want ja zonder personeel doet jouw cheffabriek niet zoveel natuurlijk de 3e is voor natuur en om te produceren Heb je al iets uit de natuur nodig nou om deze chips te maken die is van mais gemaakt dus hebben we de precies Factor natuur en we de mais nodig om de chips te kunnen maken Alleen soms eh is het iets moeilijker bij bepaalde bedrijven om te bedenken wat ze nou precies uit de natuurgebruiken dus een trucje dat altijd een goed antwoord is is de grond waar hun gebouw op staat want dat is natuurlijk een stuk natuur grond zoals altijd goed antwoord op een toets lifehack en de 4e en laatste productiefactor is ondernemerschap en een ondernemer is iemand die ordere keer een goed idee had en denkt Weet je wat ik ga een bedrijf beginnen dus ondernemers zijn de mensen die een bedrijf staten en vervolgens daar de baas van blijven En ja zon ondernemers bestonden überhaupt geen bedrijven Dus je hebt altijd een ondernemer nodig om een bedrijf te beginnen Hans was er helemaal niks meer te produceren in Nederland Nou Jij vraagt je misschien af hoe ga ik nou deze vier precies Factor onthouden Nou kijk eens even met me mee naar de eerste letters van die vier die vormen samen Het wordt kano oftewel zo'n eh mooie boot zoals je dat denkt van Ik kan niet zo rond houden onthouden aan het woord kano en dat zal je hopelijk een beetje op weg helpen nou wat je ook nog moet weten is de beloning die hoort bij deze productiefactoren zoals jij één van deze vier productiefactoren aan een bedrijf levert krijg je daar een beloning voor terug van dat bedrijf alle eerst kapitaal daar hoort een twee beloningen bij namelijk huur en rente en dan zal ik JV uitleggen Want als jij bijvoorbeeld zo'n gebouw zoals je links onder in beeld ziet verhuurt aan een bedrijf om in te produceren ja als je iets verhuurt dan krijg je daar dus huur voor terug en kapitaal kan dus ook een geld betekenen dat je een bedrijf dus geld hebt uitgeleend zodat zij een machine kunnen komen en als je iets uitleent moet je het altijd met rente terugbetalen dus vandaar dat rent ook een beloning is als je arbeid levert dan krijg je der loon voor terug hè dus ik leef elke dag arbeid aan de schoolwerk en als beloning geeft dus gewoon mij lang het is niet zo ingewikkeld als je een stuk natuur eh verhuurt is een stuk grond bijvoorbeeld Waar op gebouwd kan worden dan verwacht je dat zeggen we en daarom heet de beloning daarvoor ook pacht dat is eigenlijk de huur voor een stuk grond en als jij een eigen bedrijfsre staat bent Je bent dus een omnemer en een bedrijf duurt goed dan maakt het bedrijf winst en dan krijg jij een deel van die winst als ondernemer dus de beloning van ondernemer is winst Nou wat een schemaadje Dit moet je dus helaas eh uit je hoofd leren Heel veel plezier daarmee Nou dat is op zich niet heel moeilijk toch Oké we gaan verder de andere dingen zijn ietsje minder gekker namelijk kosten ben ik het even over hebben hè en zo namelijk altijd geld kosten om te produceren Dat gebeurt namelijk niet zomaar en deze kosten kun je eigenlijk opdelen in twee groeien vaste kosten en variabelen kosten vaste kosten het woord zeg het al die staan eigenlijk vast dus die heb je altijd ook als je niks produceert en variabele kosten ook daar het woord zeggen het al die variëren Dus die worden hoger per product dat je produceert Nou laten we even een paar voorbeelden zoeken bij vaste kosten is dat bijvoorbeeld de huur van het pand dus stel je voor je hebt een chipsfabriek en je huurt daar een fabriekspand voor en je gaat een week die fabriek dichtgooien Dus je gaat een week niks maken Nou dan blijft de huur gewoon doorlopen Dus dit zijn vaste kosten die lopen altijd door ook al gooidefabriek en week dicht hetzelfde geldt voor de afschrijving van de machines en wat dat is ga ik op de laatste die je uitleggen dus dan kom ik zo op terug en bijvoorbeeld verzekeringen ook als je een maand vrij neemt die ja die verzekeringen lopen gewoon door de variabele kosten echter niet bijvoorbeeld de inkoop van de grondstoffen als jij een week de fabriek dicht doet Ja dan wordt er een week geen chips gemaakt Hoef je ook een week geen chips in te komen dus ik hoor je dan lager en als je juist meer gaan maken moet je juist meer mais inkopen dus worden variabele kosten juist hoger zelfde geldt voor loon als je de fabriek langer open gooit zul je meer personeel moeten aannemen en zal het loon ook omhoog gaan en ook bijvoorbeeld de energiekosten was de machines lange draai heb je misdroom nodig dus nou uiteindelijk zul jij dus kosten uit een voorbeeldje moeilijk kunnen onder verdelen in vasten en variabele kosten maar als je even logisch nadenkt is dat wel te doen oké komen bij het laat staan namelijk afschrijving nou afschrijving is eigenlijk Hoeveel euro de kapitaalgoederen dus de machines en zo elk jaar minder vaad worden nou bedrijven die reserveren en reserveren is een duur woord voor sparen dat afzuigingsbedrag elk jaar om uiteindelijk weer nieuwe kapitaalgoederen aan te kunnen schaffen dus eigenlijk leggen ze elk jaar geld opzij omhoog bijvoorbeeld 5 jaar en nieuwe machine eh te kunnen kopen en dat kopen van nieuwe kapitaalgoederen noemen we met een duur woord investeren nou wat moet je hier nou mee kunnen Ik laat je even een voorbeeldje zien bijvoorbeeld de cheffabriek moet over 5 jaar een nieuwe chips machine aanschaffen en deze zal na verwachting 38.500 kosten Men verwacht de oude machine dan nog voor 3.500 te kunnen verkopen en de vraag op een toets zou dan zijn bereken de jaarlijks afschrijvingskosten en eigenlijk staat hij dus hoeveel geld moeten ze elk jaar op zij leggen om over 5 jaar een nieuwe masseer te kunnen komen Nou als je iemand weet dat die vraag niet zo moeilijk is als we die klinkt kun je dat uit gaan rekenen dan moet je eerst kijken hoeveel geld hebben we eigenlijk nodig nou er moet dus nou 38.500 min die 3 500 die ik al terug krijg ik moet dus 35 moet ik sparen dan heb ik genoeg over 5 jaar en ik heb daar vijf jaar de tijd voor en de vraag was wat zijn de jaarlijkse afschrijvingskosten dus heel simpel dat bedrag dat ik nodig heb doe ik het gedeeld door 5 en de conclusie is 37.000 Alte terwijl ik moet 5 jaar lang elk jaar 7000 op zij leggen en heb ik over 5 jaar precies genoeg geld voor een nieuwe service machine nou daar is de afschrijving dat viel wel mee toch gelukkig oké als het goed is kun je nu drie dingen namelijk de vier productiefactoren invullen voor een bedrijf denkt dus aan het ezelsbruggetje kano om Stond houden Je moet de bedrijfskosten kunnen onder verdelen in vasten en variabele kosten en je moet afschrijving kunnen berekenen aan de hand van een voorbeeldje zoals die ik net gaf succes