Transcript for:
Voorbereiding op het Economie Eindexamen

Hey, hallo, goedemiddag. Goed dat je kijkt naar dit eindexamenspreekuur voor Vmbo GLTL economie. Ja, morgen is dat examen en dat ga je ook helemaal niet alleen doen trouwens. Bijna 37.000 leerlingen gaan dit examen doen en die hadden de afgelopen jaren bij elkaar een zes gemiddeld. is op het randje. Dus goed dat je kijkt, want het komende uur gaan we het over een heleboel dingen hebben binnen de economie. Ik heb trouwens een leuk feitje erover eh als eh Facebook, weet je wel, dat bedrijf eh die eh accounts maakt voor je ouders. Ehm nou, een economie zou zijn in de wereld, dan zou het in de top 10 staan van grootste economieën als je naar de waarde kijkt. Ja, allemaal niet belangrijk voor het komende uur. Wat wel belangrijk is, zijn er twee topdenten die de sprekerij gaan geven. En ik stel zij je voor. Nou is het eigenlijk wel nodig, Sali. Ehm we hadden het er net over derde jaar hè, dat je er derde jaar. Vijfde keer dat ik nu weer hier sta. Ja. Ja. Stabiel. Stabiel. Goed dat je er weer bent. Ehm kijk, kijken er nog eh mensen die jij kent? Zeker weten. Ik heb al mijn leerlingen verteld eh dat ze vandaag moeten kijken, zodat ze in ieder geval de laatste tips mee kunnen krijgen voor het examen van morgen. Ja. Ja. Ja. Ja. Jij bent heel veel bezig met economie. Eh je komt hier erover vertellen, maar je bent het hele jaar er al mee bezig, meerdere jaren. Hoe hou jij het een beetje interessant voor jezelf? Ja, voor mezelf. Ja, ik heb economie eigenlijk altijd heel leuk gevonden. Ik heb zelf toevallig ook op het vnbo gezeten en dat was het vak waar ik het hoogste voor scoorde. Ehm en al de jaren daarna heb ik het altijd interessant gevonden en altijd mezelf proberen uit te dagen door nieuwe dingen te proberen leren. En dat breng ik natuurlijk dan ook weer over aan mijn leerlingen en eh ja, daar haal ik plezier uit. Dus eh ja, best man. Ja, goed. Ja, ook het komende uur eh gaan we weer eh leerlingen wat proberen bij te brengen. Dus jij hebt het sowieso naar je zin. Even kijken hoe dat bij jouw collega zit, want jij bent eigenlijk een stabiel onderdeel van een eh topteam samen met eh met Rick. Welkom terug. Dankjewel. Ehm ja, hoe is dat voor jou om hier weer te zijn? Ja, gezellig. Ik bedoel, we zijn daar een paar jaar geleden mee begonnen en eh we bellen elkaar een paar weken van tevoren op en we gaan gewoon eh aan de slag voor die leerlingen. Ja. Ja, leuk man. En maar even, want daar moeten we toch ieder jaar toch weer een beetje over hebben, want dit is eigenlijk nou je hebt een mooie bijbaan, laat ik het zo zeggen, want dit weekend ga je naar Monaco eh Formule 1 om wat te doen. Ja, ik ben eh de DJ bij de Formule 1. Dus ik ben net terug uit eh Imola. Ik ben eigenlijk ook voor dit spreekur ben ik hier gebleven. Ja. En eh morgen vroeg eh verlie ik weer eh naar eh naar Monaco toe om eh om daar dit weekend op te gaan treden bij de Formule 1. Ja, goed man. Ik weet eh wat mijn bijbaan eh mag zijn. Eh pas op, ik neem je over. Ehm, waarom vind je het leuk om les te geven in economie? Want jij vindt het interessant, maar waarom moeten anderen dat ook vinden? Nou, ik vind vooral zeker op het VBO de praktische kant hè eh interessant. Dus niet eens alle cijfertjes enzo, maar meer wat die leerlingen er later aan kunnen hebben. Dus over belasting en dergelijke. Hoe dat voor ze werkt, eh hoe een bedrijf werkt en waarom dat prijzen zo zijn, wat inflatie eigenlijk nu inhoudt. Ik vind dat de leuke kant van economie. Dus echt de praktische kant van economie. Ja, dat eh dat boeit mij. Vet man. Eh jij gaat beginnen met hoe het examen eruit ziet. Eh succes. Ja, dankjewel. Nou ja, we gaan eens even kijken hoe dat examen van dit jaar er nu precies uit gaat zien. Jullie kunnen het op eh op het scherm achter mij gaan volgen. Ehm even van tevoren. Dit spreek wat we aan het doen zijn, dat is een aanvulling op onze presentaties wat wij al gegeven hebben de vorige twee jaar. Die kan jij ook gewoon via dit kanaal kan je dat gewoon ook terugvinden. En dus zijn er dadelijk onderwerpen bij die wat jullie misschien heel graag uitgelegd willen hebben, maar die wat aan de vorige video's behandeld zijn. We gaan jullie dat ook laten zien welke video's dat we al gemaakt hebben en welke nieuwe onderwerpen dat erbij komen. Er zit misschien wel wat overlap in, maar we hebben vooral geprobeerd om jullie zeg maar de nieuwste onderwerpen bij te brengen of de onderwerpen die wat we nog niet helemaal besproken hebben. De presentatie die wordt met jullie gedeeld, dat is een presentatie van meer dan 100 slides. Daar staat alles in wat je eigenlijk moet weten. Dus als er dadelijk nog dingen zijn die wat je terug wil lezen, download de presentatie en ga daarnaar kijken. Zitten ook allemaal oefeningen bij. oefenopgave die wat je nu kan maken, maar natuurlijk ook nog achteraf als voorbereiding op je examen. Nou, we hebben eigenlijk als jij op school een presentatie doet, dan mag niet teveel tekst in de dia staan. Wij hebben dat natuurlijk wel omdat het een soort naslagwerkje is. Eh je mag natuurlijk altijd de vragen stellen in de comments, maar let erop welke onderwerpen dat al besproken zijn. En ik heb ook een YouTube kanaal, mag toch een klein beetje reclame maken. Blijft toch economie. Als je straks nog wat diepgaandere uitleg nodig hebt, dan mag je altijd mijn kanaal bezoeken om daar in de examen playlist te kijken of er nog onderwerpen bij zijn waar jij nog de laatste tips en tricks voor nodig hebt. Het examen eh wat we vandaag gaan doen is het volgende. We gaan het kijken, we gaan het onder andere hebben over de kijkersvragen. Die gaan over berekeningen. We gaan het met jullie hebben over Europa. We gaan het hebben over inflatie, over staatsschuld. We gaan het over ontwikkelingslanden hebben. We gaan het over de sectoren hebben en we gaan het hebben over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Je ziet onderaan deze slide staan welke onderwerpen dat we in 23 en 24 besproken hebben. Zoals je kan zien in 23 de Lorens curve, inkomstenbelasting in box 1 en box 3, vraag en aanbod, het CPI, de zes Pace's, rechtsvormen, de marktvormen, niivelleren en denivelleren, bruto en nettoesultaat en de wisselkoers in 2023. En afgelopen jaren hebben we het vooral gehad over de berekeningen, over koopkracht, over aandelen, arbeidsmarkt, werkeloosheid, overheid, handel en nog een keer de longence curve. Dus als je deze onderwerpen besproken wil hebben, kijk dan vooral naar 2023, examenspreekuur, economie Vnbo, GLTL of 2024. Gaan we kijken hoe jullie examen van morgen er dan uit gaat zien. We hebben morgen van 1:30 tot 3:30 de tijd. Dat zijn twee klokuren zonder de extra tijd. En jullie krijgen morgen 43 vragen. Dat is iets minder dan het gemiddelde. Je kan voor die 43 vragen kan je 54 punten gaan scoren. Daar zijn 13 meer keuzevragen in totaal en er zijn 32 vragen voor één punt en 11 puntsvragen. Nou, dan eh gaan we natuurlijk met de nter term rekenen. We hebben dit plaatje gevonden. Vanaf 2000 tot en met 2024 kan je een beetje zien wat de nterm gemiddeld is. De nterm is gemiddeld één. Maar in de afgelopen jaren zie je dat hij eigenlijk altijd iets boven de é ligt. 1.2 1.3. Nou, het zou natuurlijk kunnen zijn dat je daar jezelf aan vast kan houden. Bij een nter term van één heb je in elk geval nu 27 punten nodig om een 5,5 te scoren voor jouw eindexamen. Nou, welke vragen krijg je dan? Want we gaan natuurlijk niet alleen inhoudelijk over de onderwerp hebben, maar we willen jullie vooral de tips en tricks geven over welke vragen krijg je en hoe kan je daar het beste naar kijken. Nou, meer keuzevragen. Helaas zien we nog te vaak gebeuren dat leerlingen vergeten een antwoord in te vullen bij een meer keuzevraag. Ja, mijn tip zou zijn: vul altijd eerst een antwoord in en zet er dan bijvoorbeeld een sterretje voor of achter, zodat je nog weet dat er nog dat je daar nog eens een keer naar moet kijken. Sla niet een meerkeuzevraag over. Dat zou echt zonde zijn. Nou, daarnaast mijn tip zou zijn: Meestal vallen er twee antwoorden af. Je ziet bijvoorbeeld de vraag, vraag twee in dit geval is een meer keuze vraag. En eigenlijk het antwoord is ja of is nee. Dus als jij al weet hé, het antwoord is ja, dan vallen antwoord C en D al af. Zo werken heel veel meer keuzevragen. Daarnaast in de meer keuzevraag moet je vooral goed lezen. Als je bij vraag 17 kijkt staat bijvoorbeeld bij: "Welke ondernemingsvorm moet kiezen zodat hij niet hoofdelijk aansprakelijk is." Nou, heel veel leerlingen lezen over dat woordje niet heen en kiezen daardoor het foute antwoord. Let daar op. Dan hebben we natuurlijk ook de rekenvragen. Sali gaat daar dadelijk natuurlijk ook nog even naar kijken. Maar bij een rekenvraag schrijf altijd je berekening op. nooit alleen antwoord. En de conclusie is waarschijnlijk het allerbelangrijkste. Als tip geef ik aan mijn leerlingen. Neem je markeerstift mee en schrijf die eindconclusie ook altijd op. Kijk ook altijd op hoeveel decimalen dat je moet gaan afronden. Euro's doen we altijd op twee decimalen. Anders heb je alweer een strafpunt te pakken. Is natuurlijk vreemd als jouw antwoord €50,1 is. Dan is het bijvoorbeeld €50,10. Alleen getallen gebruiken wat in de opgave of in de bron staan. Soms gaan leerlingen zelfgetallen erbij verzinnen. Gaan ze zeggen bijvoorbeeld: "Ja, in Nederland wonen ongeveer 17 miljoen mensen." Daar gaat het niet om. Het gaat erom dat je alleen de opgave de getallen gebruikt die een opgave in de bron staan. En als je echt geen idee hebt morgen, neem dan gewoon de getallen over vanuit de opgave. Zet die onder elkaar of zet die boven elkaar. Deel door elkaar. Wie weet kan je alsnog een doorwerkfout krijgen. Nou, een voorbeeldvraag. Vraag 3: Bereken in welk land de Willy Boekkast het goedkoopst is. Schrijf je berekening en conclusie op. Als je alleen maar het antwoord goed schrijft, heb je dus al een -1. Dus dan heb je niet twee punten, maar één punt. Dat is zonde, want waarschijnlijk weet je dan de berekening wel goed te omschrijven. Let ook, let op, soms staat ook gewoon al de formule bij jullie in de vraag. Bijvoorbeeld deze vraag, vraag 27, over de IA ratio. Heel veel leerlingen raakten in de stress, zeggen: "Ja, wat is de IA ratio?" Dat staat soms al in de bron of in de opgave zelf. In dit geval de IA ratio. Deel je het aantal inactieve deel deel je dan door de actieve. Dus kijk goed wat in de opgave staat. We hebben natuurlijk ook toepassingsvragen. Vaak zijn die vragen twee punten waard, dus daar kan je goed op scoren, omdat je ook twee of meerdere stappen moet gaan volgen zeg maar. Soms is dat een berekening met een conclusie, soms is dat een invuloefening. Kijk daarbij of je alles hebt. Als je echt geen idee hebt, nogmaals, probeer de getallen over te nemen vanuit de opgave. Probeer daar iets in te delen en misschien scoor je dan nog een doorwerkfout. Zoals bij vraag 6. Leg in twee stappen uit dat het beleid van IKEA om meer vrouwen in dienst te nemen de economie op langere termijn kan stimuleren. Er staat heel duidelijk: leg twee stappen uit. Gebruik dan dus ook twee stappen. Het klinkt allemaal heel erg logisch, maar helaas hebben we de afgelopen jaren regelmatig fout zien gaan. Dan hebben we nog een deel inzichtsvragen. Nou, die zijn het lastigste te trainen, maar daar heb je iets meer economische kennis voor nodig. Maar ik zeg altijd tegen mijn leerlingen, maak het persoonlijk. Hoe zou jij in deze situatie staan als bedrijf, als mens of als overheid? Dus probeer iets. Nou, bijvoorbeeld vraag 18. Eh Aron wil een bestaande camping overnemen en die gaan moderniseren tot een glamping. De huidige eigenaar wil tegen betalingen klantenbestand aan hem overdragen. Noem een voordeel voor Arun en het overnemen van het klantenbestand van de huidige eigenaar. Dat zal nooit in een boek staan. Wat moet je dan doen? Maak het persoonlijk. Denk inderdaad wat zou ik doen als ik de eigenaar zou zijn en waarom zou het voor mij een reden zijn om het klantenbestand over te gaan dragen? Bij sommige in eh bij sommige inzichtsvragen staat ook een deel van het antwoord al gegeven in de tekst boven de opgave. Daarom begin altijd met het lezen boven de opgave en ga niet meteen stressen door bij 34 te lezen. Nou, in dit geval staat er: "De familie Boots woont met veel plezier al 30 jaar in een huis en ze willen nog vele jaren blijven wonen." Dan staat er in de vraag: "Leg uit waarom de familie Boot de overwaarde van een woning niet op korte termijn kan uitgeven." Er staat in de tekst dat ze dan nog vele jaren willen blijven wonen. Dat is eigenlijk ook wel het antwoord. Dus vaak is het zo dat bij opgaves ook een deel van het antwoord al in de vraag staat. dus goed te lezen en gebruik die kennis als je het echt niet weet om te zorgen dat je die vragen kan beantwoorden. En ik denk huh ik denk dat dat mijn deel mijn eerste deel was. Ja. Ehm zou je een stukje terug kunnen gaan naar die eh vraag die je in twee stappen moest beantwoorden? Want daar zag ik wat vragen over binnenkomen. Eh even kijken. Dat zou deze zijn. Ja. Ja. Wat zijn dan die twee stappen die je hier bijvoorbeeld kan nemen? Ja, dat is een goede. Eh meestal hebben wij het dan over oorzaak en over een gevolg. Dus er gebeurt iets en waar leidt dat dan toe? En dat is meestal de tweede stap. Dus in dit geval hè meer vrouwen in dienst te nemen, de economie op belangere termijn kan stimuleren. Nou, je gaat dus eerst eerst uitleggen wat gebeurt er dan? Nou, als het bedrijf meer vrouwen in dienst neemt, dan gaan die vrouwen waarschijnlijk het gevolg gaan die vrouwen een inkomen krijgen. En door dat inkomen te verdienen gaan die vrouwen ook belasting betalen. En dat is uiteindelijk goed voor de economie. Want vrouwen kunnen dus dan ook meer spullen kopen bijvoorbeeld. Dus vaak hebben we het over in twee stappen. We hebben het dan over oorzaak en over gevog. Bedankt voor de verduidelijking. Eh Sali, veel vragen in de chat. Hartstikke gezellig. Maar we hebben ook een filmpje gekregen van Kayie. Hi, mijn naam is Kayy en mijn vraag is: hoe onthoud je de berekeningen van economie het beste? Goede vraag eh Kayie. Ehm en inderdaad die gaat Sali beantwoorden. Ik zag Rik al deze kant op lopen. Ehm we kunnen gewoon meteen wisselen. Ja. Die hebben we daar gezet. Ja, er zijn eh inderdaad een heleboel berekeningen wat eventueel dus ook eh terug kan komen op het examen. Wij hebben hier eh een aantal onderwerpen sowieso verwerkt op onze presentatie. Ehm we gaan niet alles behandelen omdat we natuurlijk ook een heleboel de voorafgaande jaren hebben behandeld. Ehm maar ik heb er wel een aantal uitgekozen die ik dan eh wil uitleggen. Ehm allereerst wat je sowieso zou moeten weten is dat een miljoen z nullen heeft en een miljard ne eh nullen. Ehm raak je in de war. Dus stel er staat 7,5 miljoen eh en 8,6 miljard, schrijf voor jezelf op een kladpapier de getallen volledig op, zodat je eh hè een beter overzicht hebt en het ook dan goed kan eh typen op je rekenmachine. Verder wat ook natuurlijk belangrijk is, is om te weten dat euro's altijd wordt afgerond op twee decimalen. Dus stel je maakt een berekening en er staat 1,66, dan zou je dat dus moeten afronden op twee decimalen. Dan kijk je natuurlijk naar de derde getal. Dat is hoger dan een vijf. En dat betekent dus dat je naar boven moet afronden. En in dit geval wordt het dus dan €1,67. Ehm wat natuurlijk ook belangrijk is, is dus eh dat je kijkt hoeveel punten eh je kan scoren voor een eh vraag. Eh ehm in sommige gevallen kan je dus twee of drie punten scoren. Schrijf daarom ook altijd jouw berekeningen op. Want het kan zo zijn dat je niet op het juiste antwoord komt, maar dat wel een deel van jouw berekening eh wel klopt, waardoor je dus vooralsnog een punt kan krijgen. Dus vergeet niet om je berekeningen op te schrijven. Ook de deelberekeningen zou je dus in principe moeten opschrijven. Iets anders natuurlijk ook belangrijk is om te weten is dat de indexcijfers dit dat schrijf je nooit maar dan ook nooit zonder eh een procenteken. Dus dat moet je er niet bij zetten. Verder een jaar heeft 365 dagen, 52 weken, 12 maanden en vier kwartalen. En waarom ik dit erbij heb gezet, dat ga ik zoteen eh daar ga ik zoteen meer over vertellen. Eh maar dit is wel de informatie die je zou moeten weten. Vooral als je ze dus van maand naar week moet berekenen, maar daar kom ik zoals ik al zei straks op terug. Verder ehm liever een enter teveel op je rekenmachine dan te weinig. En in welke gevallen? Ehm op het moment dat als je bijvoorbeeld nieuw min oud gedeel door oud keer 100 eh aan het berekenen bent eh en in zo'n situatie is nieuw 40 en oud 20 hè op het moment dat je 40- 20 del 20 * 100 doet dan kom je niet op het juiste antwoord uit. Wat zou je dan wel kunnen doen? Je kan natuurlijk tussen haakjes gebruiken, maar daarnaast kan je dus ook de enter eh optie gebruiken, om het maar zo te noemen. Dus dan doe je 40 - 20 is delen door 20 is 100. En dan kom je eigenlijk sowieso op het juiste antwoord. Ehm dan gaan we door naar ehm even kijken. Ja, bedrag omrekenen van maand naar week. Daar heb je een eh formule voor en dat is dus dat je het maandbedrag eerst keer 12 doet en dan deelt door 52. En dus dat je niet moet delen door vier of keer vier hè, als je het ook omgekeerd moet rekenen. Dan heb ik een voorbeeld. Moes heeft een nieuwe baan en verdient maandelijks €3000. Hoeveel verdient hij wekelijks? Nou, dus je moet van maandbedrag naar weekbedrag. In dit geval eh eh wat je dus niet mag doen is 3000 delen door 4. Want een maand heeft niet iedere keer 4 weken, maar 30 of 31 dagen. Dus wat moet je wel doen? Je moet het maandbedrag vermenigvuldigen met 12. En waarom? Ieder jaar heeft iedere keer weer 12 maanden en natuurlijk ook 52 weken. Dus dan moet je eerst de 3000 vermenigvuldigen met 12 en dan delen door 52 en dan kom je uit op €692,31ent. Nou, als je het eh had gedeeld door 4, dan kom je uit op 750. Dus dat is dan ook niet het juiste antwoord. Marktaandeel is ook een eh best wel belangrijk onderdeel. Ehm in principe gebruik je de formule eh deel gedeeld door geel keer 100. Eh en dan heb je hier een voorbeeldvraag. Heb ik hierna nog een ander voorbeeldvraag. Eh maar in dit geval moet je dus eh het marktaandeel van T-Mobile eh berekenen. En dan heb je hier drie voorbeelden of drie providers. KPN, Vodafone en Tammobile. En dachter staan ook dus hoeveel klanten zij hebben. Nou, marktaandeel betekent hoeveel procent van alle klanten die er zijn wordt door jou eh geholpen. Of aan hoeveel procent van alle klanten die er zijn verkoop jij je product. In dit geval moet je dus eerst weten hoeveel producten of hoeveel klanten zijn er in totaal? Nou, om dat te kunnen berekenen moet je natuurlijk alle klanten bij elkaar optellen. Nou, als je dat doet dan dan kom je uit op 5 + 3 + 2 miljoen is in totaal 10 miljoen. Ehm en de formule is natuurlijk deel gedeeld door geheel keer 100. Tamobile heeft 2 miljoen klanten. Er zijn in totaal 10 miljoen klanten. Dus 2 miljoen gede 10 miljoen keer 100%. Dan kom je uit op 20. 20%. Dus het marktaandeel van Tamobile is 20%. Dus dan weet Tamobile heeft van alle klanten die er zijn, dus iedereen die een eh eh die eh internet eh gebruikt, daar hebben wij 20% van. Die die maken gebruik van onze producten. Een andere vraag wat je kan verwachten van eh marktaandeel. Ehm heb je ook weer zo'n eh eh een cirkeldiagram waarin staat dus dat er in 2019 derde kwartaal 17,3 miljoen stuks zijn verkocht. Verder staan daar een aantal percentages, dus 231 per eh per organisatie, dus per bedrijf. En in de vraag wordt er eh gevraagd dus van hé, hoeveel procent wordt verkocht of hoeveel stuks worden verkocht door Apple? Nou, 23% van het geheel wordt verkocht door Apple. In totaal is het 17,3 miljoen. Daar moeten we dus 23% van. Berekenen delen door 100 * 23 en dan kom je eh uit op 3.979.000. Dit hebben we al gehad. Eh ook gehad. Dus dit zijn ook allemaal onderdelen wat je dus zoteen ook kan hè. Je kan de dit staan allemaal informatie wat op onze PowerPoint presentatie is. Dus die kan je ook zoteen downloaden en alles ook weer terugzien. Ik kies er een aantal uit en dan ga ik door naar inkoopprijs naar consumentenprijs. Heb ik weer een voorbeeld. De inkoopprijs van een laptop is €450. De bruto winstopslag is 35%. van de inkoopprijs. De BTW is 21 bereken de consumentenprijs. Nou, op het moment dat je van de inkoopprijs naar de consumentenprijs moet gaan, is het natuurlijk wel belangrijk om een aantal dingen te onthouden. Allereerst de inkoopprijs. Dat is de prijs waar eh de winkel eh de prijs wat de winkel betaalt om het product te kunnen kopen. Nou, in dit geval is dat €450. De bruto winstopslag is 35%. Bruto winstopslag betekent dus dat extra bedrag wat hij erboven optelt, zodat hij dus ook een stukje winst kan maken. En dat doet hij dan dus om zijn kosten te betalen. En natuurlijk een deel ook voor zichzelf. Ehm verder de consumentenprijs. Het woord zegt het al, consumentprijs. Consument dat is de klant. Dus de prijs voor de klanten. En onthou, klanten betalen altijd btw. Dus het is het bedrag met BTW. Nou, hoe bereken je dat eigenlijk? drie punten. Eh je gaat allereerst van inkoopprijs naar de verkoopprijs. Eh en dat schrijf je netjes onder elkaar op met een euroteken en een procenteken. Ehm als je eh de inkoopprijs opschrijft, dan schrijf je daar ook achter direct de percentage. Nou, je moet de bruto winstopslag van de inkoopprijs berekenen. En alles wat na van de is is eigenlijk altijd 100%. Ehm de inkoopprijs is dus €450. Daarna komt de bruto winstopslag. Daar zouden we dus 35% van moeten berekenen. Dat heb ik er ook naast gezet. 0,35* 450. Dan kom je uit op €157,50. Nou, dan tel je dat bij elkaar op en dan heb je de verkoopprijs. Dat is ook de prijs die je eigenlijk zou willen vragen aan je klanten. Maar dan komt de belastingdienst natuurlijk. die wil ook er wat aan verdienen. Maar dan moet je wel opletten dus dat je de dan maak je eigenlijk een tweede rijtje, maar dat je dan dit keer ehm de verkoopprijs weer opschrijft, maar dit keer dan met 100%. Hier staat hij op 135%. Maar omdat we nu de 21% moeten berekenen van de verkoopprijs, dus zeg van de verkoopprijs, dus van 100%. Daarom schrijf ik dus nu hierop €607,50 staat gelijk aan 100%. En daar bovenop komt dus de btw €127,58 hè, dat is dan €607,50 / 100 * 21 of 0,21 * 67,50. Beide is goed. Doe het maar op je eigen manier. Het is wel belangrijk natuurlijk om je berekening op te schrijven. En dan tel je dat bij elkaar op en dan heb je de consumentenprijs. Dit is dus de prijs die wij in de winkel betalen. Maar zoals jullie zien hè €735,8. Een deel daarvan gaat natuurlijk naar de belasting. €127,58. En een deel is natuurlijk ook de inkoopprijs voor de eh fabrikant. Ehm het kan natuurlijk ook zo zijn dat er in een vraag wordt aang eh dat de consumentenprijs wordt gegeven, maar dat je moet terugrekenen naar de verkoopprijs. In dat geval eh hier heb ik een voorbeeld. Een tv kost €847 inclusief 21% btw. Bereken het bedrag exclusief BTW. Dus het bedrag zonder btw. twee belangrijke begrippen die die je dus niet door elkaar moet halen. Inclusief betekent dat het BTW er al in zit en exclusief betekent zonder btw. Dus eh in de winkel kost het 847 en jij wil weten hé wat kost het dus eigenlijk zonder btw? Nou in dit geval teken je een verhoudingstabel. Normaal gesproken begin je heel vaak met 100% bij een verhoudingstabel. Maar omdat het bedrag inclusief btw is, start je dus met 121. Eh en daaronder schrijf je het bedrag op. Dat is dan 847. En nu moet je delen door 121 in plaats van 100. En dan dat weer vermenigvuldigen naar eh keer 100. Hè, dat is wat we hier boven doen. En wat je boven doet doe je natuurlijk ook onder. En dan kom je uit op 700. Dus de verkoopprijs is 700. Komt €147 bij. En in totaal betaal je dus 847. Dit is een voorbeeld met 21% BTW. Heb ik nog een voorbeeld voor 9% BTW. Eh een zakips kost €2,18 inclusief 9% BTW. Bereken het bedrag exclusief BTW. Nou ehm Oh, het is een beetje verschoven zie ik. Ehm dus denk even dat deze €218 daar hoort. Dat moet je dan weer delen door 109 en dan kom je uit op €2. Dus je betaalt in de supermarkt voor een zakips van €2,18 betaal je €2 voor de winkel en eh 18 cent gaat dus naar de btw. Zoals jullie zien dus eerst delen door 109 en niet delen door 100, want er zit btw al in. Goed. Eh andere belangrijke berekeningen kunnen jullie dus nu ook allemaal zien. Eh dan kies ik nog één onderdeel uit en dat is de arbeidsproductiviteit. Ehm de arbeidsproductiviteit betekent hoeveel producten maakt één persoon binnen een bepaalde bedrijf? En waarom zou je dat willen weten? Wie zou dit willen weten? Nou, in de meeste gevallen eh willen de werkgevers weten van hé, hoeveel producten maakt één medewerker van mij? Waarom zou je dat willen weten? Zodat je ehm ervoor kan zorgen dat jouw personeel meer kan opleveren binnen een bepaalde tijd. Hè, om die stap te kunnen zetten, moet je natuurlijk eerst wel zelf weten van hé, hoeveel wordt er nu gemaakt en wat kan ik ervoor doen om ervoor te zorgen dus dat dat stijgt. Ehm ik heb daar zoteen sowieso ook een eh een voorbeeldopgave bij. Maar wat zouden werkgevers bijvoorbeeld kunnen doen om ervoor te zorgen dat de arbeidsproductiviteit stijgt? Ehm scholing eh technologische ontwikkelingen, dus machines, arbeidsverdeling, prestatieloon. Dus dat wil zeggen dat medewerkers meer geld ontvangen als zij binnen een bepaalde bepaalde tijd meer produceren, hè. En dan zorg je ervoor als ondernemer dat jouw personeel meer levert. En dat zorgt er dan ook voor dat de kostprijs van één product dus ook daalt en dat jij dan daardoor meer winst kan behalen. En hoe bereken je dat? Een pizzeria heeft vijf medewerkers die elk 6 dagen per week werken. Samen maken zij 100 pizza's per week klaar. Nou, bereken de arbeidsproductiviteit per dag. Dat wil zeggen dus hoeveel maakt één persoon per dag? Allereerst wat ik zou doen is berekenen wat één persoon in één week maakt. Nou, er zijn vijf medewerkers en er wordt in totaal 1800 pizza's gemaakt. Dus 1800 / 5 dan kom je uit op 360 pizza's per medewerker per week. En de tweede stap is berekenen hoeveel ze dus dan per dag maken per persoon. Je zou dan denken van hé, dat moeten we dan delen door zeven. Nee, je moet wel goed kijken hoeveel dagen zij in de week werken. Ze werken 6 dagen in de week. Dat wil dan zeggen 360 / 6. En dan kom je uit op 60 pizza's per dag, per medewerker. En nogmaals, het doel hiervan is om ervoor te zorgen dat dit stijgt, hè. de arbeidsproductiviteit. Eh een een ondernemer wil het liefst dat er zoveel mogelijk pizza's worden gemaakt bij door één persoon, maar dan moet je natuurlijk wel weten hoeveel ze op dit moment maken. Ehm dit hebben we ook. Valutakoers gaan we ook voor nu overslaan, maar als jij dit zelf wel wil bekijken, de PowerPoint presentatie kan je bekijken straks. Exportcode is de laatste onderdeel. Ehm bij de exportquote bereken je hoeveel procent van het totale inkomsten van een land is verkregen door export. Dus hè eh nationaal inkomen, dat is natuurlijk een belangrijk begrip, dat zijn alle eh inkomen van een land. En dan zijn we nieuwsgierig van hé alle inkomens bij elkaar, dus iedereen bij elkaar opgeteld, maar hoeveel procent van alle inkomens hebben wij ontvangen doordat wij producten hebben verkocht naar het buitenland? Nou, formule daarvoor is exportwaarde gedeeld door nationaal inkomen keer 100%. Eigenlijk doen we deel gedeeld door geheel keer 100, maar er staan alleen andere namen of begrippen. Maar de werking is in principe hetzelfde. Nou en waarom? Ehm het nationaal inkomen is het geheel eh en de exportwaarde is het deel wat wij willen berekenen van het geheel. Een voorbeeld hiervan. Het nationaal inkomen van Nederland is in 2022 850 miljard. Dus er is in totaal 850 miljard verdiend door alle Nederlanders bij elkaar. Nou, daarvan is 475 miljard is verkregen door export. Dus zoveel hebben wij ontvangen door export. Nou, daar moeten wij dus de exportwaarde voor berekenen eh of de exportquota. En dan kom je uit op 475 miljard. Let op, miljard heeft negen nullen en je tikt geen punten in op je rekenmachine. Dat deel je door 850 miljard. Ook met nu in dit geval 10 nullen omdat 850 natuurlijk ook een nul heeft. En dat vermenigvuldig je dan met 100 en dan kom je uit op 55,9%. Dit was het eigenlijk een beetje. Ja, dankjewel Sali. Eh en dan neem een goede hap adem. Ehm eh maar toch nog even een kleine vraag. Hoe kan je er nou voor zorgen dat je ja binnen nu en eh nou een kleine 24 uur ongeveer ehm deze berekeningen nog even kan oefenen of hoe herken je welke berekening bij welke vraag hoort? Ja, wat ik dan altijd adviseer is om goed te lezen wat er staat. Ehm in sommige gevallen weet je eh de berekening of de eh formule niet, maar als jij snapt wat zij daadwerkelijk van jou willen berekenen, dan geef je jezelf eigenlijk ook wel een beetje een richting waar je naartoe moet gaan. Dus eh hè en bij economie als we het hebben over procenten, dan heb je eigenlijk in de meeste gevallen twee formules wat je heel vaak moet gebruiken. Dat is of nieuw min out of deel gedeeld door geheel. Dat zeg ik heel vaak. Ehm dus probeer goed te achterhalen wat probeer wat moet je berekenen en op basis daarvan eh hè de gegevens de informatiebron goed doornemen en dan kom je eigenlijk wel een beetje de juiste richting op. Ja, thanks Sali. Eh eigenlijk Rick wat jij ook in het begin zei hè van van neem ook de tijd om de vraag goed te lezen. Neem misschien een archeerstift mee, zodat je echt weet waar ze precies eh naar vragen. Ehm veel vragen in de chat ook over boksen. Ja. Eh niet de sport, wel de wel de economische dingen. Ja. Ja. Ook niet eh ook niet deze reflex. Oh. Dus maar eh ja, wat was er over boxen te vertellen? Ja, nou ja, heel veel mensen zeggen: "Het staat niet in de syabus." Ehm het probleem is een beetje als wij nu gaan vertellen dat er helemaal niks van inkomt en er zou morgen ineens iets inkomen dat mensen dan ineens zeggen: "Ja, maar er werd toen gezegd dat het niet hoefte." De kans wordt wel steeds kleiner. Ze vragen steeds meer theorie daarover en het berekenen van bijvoorbeeld box 1 zou bijvoorbeeld kunnen. Een kleine berekening van box 3 zou kunnen. Die hebben we 2 jaar geleden hebben we die heel uitgebreid besproken. Dus ik moet wel zeggen dat als leerlingen dat willen zien moeten ze even naar de video van 2023 gaan. Ehm maar heel veel leerlingen stressen daarom en dat snap ik want dat is ook een lastig stuk. Maar als het al een vraag is, is het maximaal één of twee vragen. Dus als je dat lastig vindt, zou mijn tip zijn, richt je dan vooral op die andere 41 vragen, want dat is natuurlijk het grotere geheel. Ja, precies. Goede goede tip nog. Eh ja, Kik, sorry, zit al even te wachten. Eh Kik vroeg een paar seconden geleden al: "Kun je kenmerken van de EMU uitleggen?" Zeker en dat eh ga ik doen op mijn bord. Let's go. Ja, Kik, dankjewel voor jouw vraag. Ook in de chat natuurlijk. Om de EMU uit te leggen moet je eerst natuurlijk weten wat het verschil is tussen de EU en de tussen de EMU. Nou, je moet het eigenlijk zo zien. De EU staat voor de Europese Unie. zijn alle landen die in de Europese Unie zitten. Deze landen mogen bijvoorbeeld ook hun eigen munteenheid gebruiken. Zijn bijvoorbeeld landen die wat wel in de EU zitten, maar niet met de euro betalen. Bijvoorbeeld Denemarken. Vroeger was het Verenigd Koninkrijk dat natuurlijk ook, maar daar is natuurlijk de Brexit geweest. Ehm dan zitten deze landen dus wel bij de EU, maar niet bij de Europese monetaire Unie. Monetair is eigenlijk een ander woord voor geld. Dus als we het hebben over monetaire zaken, dan hebben we het eigenlijk over geldzaken. Dus alle landen die wat bij de EMU zitten, dat zijn eigenlijk de landen die en bij de Europese Unie zitten en die wat ook nog eens een keer met de euro betalen als wettig betaalmiddel. Dus dat betekent ook dat die landen die binnen de EMU zitten, die moeten dan zich ook aan de maatregelen houden van de Europese Monetaire Unie. Nou gaat het bijvoorbeeld over de begrotingstekorten en over de staatsschuld en dergelijke. Kort gezegd dus de EU zijn alle landen die wat binnen Europa horen en de EMU zijn alle landen binnen Europa die ook de euro als wettig betaalmiddel hebben. Nou kijk, ik hoop dat dat jouw vraag in elk geval genoeg beantwoord. Op het examen komt dat bijvoorbeeld zo te staan hè. Dan hebben ze het over de verandering op de betalingsbalans van de EU van de EMU landen hebben gevolgen voor de wisselkoers van de euro. En dan moet je dus eigenlijk twee dingen toepassen. Zowel dus de wisselkoers als ook wat de EMU dan precies is. Nou, wisselkoers die hebben we vorig jaar heel uitgebreid behandeld. Dus met die video van 2024 kun je dan ook deze vraag goed beantwoorden. Een verlijn hiervan gaat over inflatie. Want als we het natuurlijk over die eurozone hebben of over die EMU, dan hebben we het vaak ook over inflatie. En ik wil het kort met jullie gaan hebben over wat is dan inflatie en wat doet dat precies? Eigenlijk zeg ik altijd inflatie betekent dat je voor hetzelfde geld minder spullen kan kopen. Dus waar je bijvoorbeeld 10 jaar geleden voor €10 marsen kon halen, kan je nu voor €10 misschien nog maar acht marsen halen. Dat komt natuurlijk omdat de prijzen van die Marsen die zijn natuurlijk gestegen. Dus vaak zeggen leerlingen en dat wordt meestal op het VNBO geloof ik ook goed geteld dat de prijzen dus omhoog gaan. Nou, inflatie wil dus eigenlijk zeggen stijgende prijzen. Soms op een examen hebben ze het ook over deflatie. Deflatie is het tegenovergestelde en waarbij inflatie de prijzen stijgen, gaan bij de prijzen omlaag. Nou, welke drie vormen van inflatie kennen we dan? We hebben de kosteninflatie, we hebben de bestedingsinflatie en we hebben de monetaire inflatie. En met die laatste wil ik gaan beginnen, want we hebben het net over de monetaire gehad. En een ander woord voor monetair is ook wel geld. Dus eigenlijk hebben we het over geldinflatie. Inflatie die ontstaat door geld. Nou, hoe kan dat? Dat heeft ermee te maken dat de overheid bijvoorbeeld kan besluiten om meer geld bij te drukken. Overal waar meer van is, wordt de waarde dus minder. Dus als er de door Nederlandse overheid, nu kunnen wij dat in Nederland niet besluiten, maar bijvoorbeeld de Amerikaanse overheid gaat zeggen: "We gaan 10 miljard bijdrukken door de centrale bank. dan zal het geld dat er al in omloop is minder waard worden. Dat is monetaire inflatie. Het geld wordt minder waard doordat er meer wordt bijgedrukt vanuit de overheid. We hebben ook kosteninflatie. Kosteninflatie komt eigenlijk vanuit het bedrijf. Stel even voor, het bedrijf heeft eh mensen in dienst en die mensen die krijgen een loonsverhoging. Die loonsverhogroing die moet natuurlijk doorbereat vragen. Dus dat wil zeggen lonen rekenen we door in de prijs. Prijs stijgt. Prijsstijging is inflatie. Dan hebben we dus over kosteninflatie. En de derde vorm is de bestedingsinflatie. Bestedingsinflatie komt eigenlijk vanuit de andere partij en dat zijn de mensen. Wil eigenlijk zeggen doordat mensen steeds meer gaan uitgeven denken die bedrijven op een gegeven moment: "Hey, maar dat is interessant. Misschien kunnen wij de prijzen van onze producten ook wel omhoog doen. Je moet dat even denken van iets dat bijvoorbeeld in de mode is of iets dergelijks. Mensen willen dat product toch wel hebben. Dan kan dat bedrijf denken: "Hé, als ik nu eens de prijs met 10% omhoog doe, gaan mensen het misschien nog steeds wel kopen." Dus eigenlijk inflatie, prijzen gaan omhoog doordat mensen ineens veel meer gaan spenderen oftewel meer gaan besteden. Dus inflatie kennen we drie vormen. door kosten van het bedrijf, door bestedingen van mensen of door de overheid. En die doet dat via de monetaire kant. En daar heb ik natuurlijk een kort voorbeeld bij. Leg in twee stappen uit dat door de verhoging van de inkomstenbelasting inflatie kan ontstaan, hebben we weer zo'n klassieke toepassingsvraag. Twee punten staat er ook bij. Je moet twee stappen doorlopen en dan kan je bijvoorbeeld iets zeggen waardoor dat inderdaad hè je weet het beginpunt en je weet het eindpunt dat er inflatie kan ontstaan. Nou dat vind ik interessant om te kijken en daarvoor kan je natuurlijk de besprekingen van de examens van vorig jaar en het jaar daarvoor bekijken. Dankjewel Rick. Ik zag een eh goede vraag van Evi in de chat. Als er eh sprake is van bestedingsinflatie is er dan ook sprake van deflatie? Ehm nee, inflatie en deflatie zijn eigenlijk twee heel verschillende dingen, Evi. Dus inflatie wil eigenlijk zeggen dat eh de prijzen dus omhoog gaan en deflatie wil zeggen dat de prijzen dus omlaag gaan. Dus dat dingen goedkoper worden. Dus als er inflatie is, kan er eigenlijk niet aan de andere kant ook deflatie zijn. Dus het is of het één of het ander. Ja, top. Duidelijk. Dankjewel. Je zal eh er maar een foutje mee maken in het examen, hè. Net eh net lullig. Sali ehm veel dingen in de chat, maar je had ook iets voorbereid over staatsschuld. Ja, klopt inderdaad. Eh is dat ook een belangrijk onderdeel van het examen? Ja, ze zijn allemaal natuurlijk belangrijk, dus eh we weten nooit welk onderdeel we kunnen verwachten, maar dit is dan weer een onderdeel wat ik eh wel eh eens voorbij zag kwam eh zag komen. Dus ehm vandaar dat ik het nu even wil uitleggen. Graag. Ja, ga je gang. Yes. Staatsschuld. Ehm ja, eigenlijk weer ook zo'n begrip. Je kan het herkennen aan de twee woorden die er staan. Staat en schuld. Staats staat voor de overheid. Schulden, hè, dat eh kennen jullie wel. Ehm nou ieder jaar presenteert de overheid op prinsesdag, dat is de derde dinsdag in september, de rijksbegroting en de miljoenen daar zijn de verwachte inkomsten en uitgaven van de overheid voor het volgend jaar te lezen. Dat wil zeggen als er in 2025 op de prinsjesdag de miljoenenota wordt bekend gemaakt of de rijksbegroting, dan wil dat zeggen dat ze dan bekend maken wat zij verwachten in 2026. Eh en let op, dit is een verwachting, dus je kan het nooit met zekerheid weten. Maar dat is iets op basis van berekenen waarvan de overheid zegt: "Heyé, wij verwachten dat we zoveel inkomsten hebben en zoveel uitgave." Ehm nou, in sommige gevallen kan het zo zijn dus dat de overheid verwacht dat ze meer inkomsten hebben dan uitgaven. Dus dat wil dan zeggen dat ze eigenlijk in de plus staan. Maar in de meeste gevallen, dus vooral de afgelopen jaren, ik kan me geeneens een jaar herinneren dat de overheid juist meer eh dus een overschot heeft, maar dat ze juist ieder jaar een tekort hebben. En dat heeft te maken met natuurlijk dat de overheid vooral heel veel blijft investeren in het land, zodat het op lange termijn ons allemaal meer gaat opleveren. Eh nou ja, als je een begrotingstekort hebt, dan moet je natuurlijk ook eh geld lenen en over het geleend bedrag moet je ook rente betalen. Ehm nou en afhankelijk van hoe groot het land is, dan merk je ook hoe groter de schulden zijn. Ehm de staat dus eh de staatsschuld zegt niet zoveel. Je moet het daarom vaak ook omrekenen door het te delen door het aantal inwoners. En dan valt het op zich wel mee. Ehm nou, dit is een begrotingstekort hè. Dus eh je hebt zoveel inkomsten. Ik heb geeneens bedragen erbij gezet. Het gaat er puur en puur om dat je snapt dat hè als dit de inkomsten zijn en dit de uitgave van de overheid, dus dat er een tekort is. En eh hoe zou je dat kunnen voorkomen? Da eh door te bezuinigen op de uitgave. dus minder uitgeven of je eh zorgt ervoor dat je de belastingen verhoogt waardoor eh de inkomsten meer worden. Eh en als allebei niet lukt dan eh zou je dus dan geld moeten lenen en dat is dus dan de staatsschuld. Nou, wat voor vragen kan je verwachten? Eh wat kan een reden zijn dat de staatsschuld van Italië blijft stijgen? Dus er is al een schulden eh en dat wordt alleen maar meer. Nou, dan heb je drie opties. De inkomsten van de Italiaanse overheid, inkomsten hè, dus goed lezen wat er staat, want het zijn drie antwoorden die best wel op elkaar lijken. Maar daarom moet je dus eigenlijk per onderdeel even goed lezen wat er staat, laten verwerken en dan een keuze maken. Want bij de eerste staat er: "De inkomsten van de Italiaanse overheid zijn groter dan de uitgave van de overheid." Dus inkomsten is groter. Ja, maar als je inkomsten hoger is dan je uitgave, dan ontstaat er geen staatsschuld. Sterker nog, dan hou je geld over. Dus dat kan niet het juiste antwoord zijn. De inkomsten van de Italiaanse overheid zijn kleiner dan de uitgave van de overheid. Dus de inkomsten die zijn lager dan de uitgave van de overheid. En dat zou dan in principe wel kunnen, want als jouw eh inkomsten lager is dan je uitgave, dan zou dat prima kunnen dat de schulden groter en groter worden. C. De inkomsten van de Italiaanse overheid zijn gestegen en de uitgaven zijn gelijk gebleven. Dat zorgt er niet voor dat jouw dat jouw staatsschuld groter wordt. Dus in dit geval is B het juiste antwoord. De Italiaanse staatsschuld is in verhouding tot het nationaal inkomen 130%. In Nederland is dit percentage 51%. Italië betaalt aan de geldverstrekkers een hoger rentepercentage over de staatsschuld dan Nederland. Verklaren waarom een land met een hoge staatsschuld in verhouding tot het nationaal inkomen een hogere rentepercentage moet betalen dan een land met een lagere staatsschuld. Maar op het moment dat een land een hele grote schulden heeft, dan gaan de geldverstrekkers, dat zijn dan bijvoorbeeld banken of particulieren die geld lenen aan eh de overheid. Die gaan dan wel een beetje een twijfel hebben van nee, gaan we ons geld weer terugkrijgen? Nou, in dat geval dan eh kiezen zij ervoor om een hogere rentepercentage te vragen om ervoor te zorgen dat de eh dat eh risico eigenlijk wordt verminderd omdat ze dus ieder jaar rente eh betalen. Eh dus in gevallen dat dat het risico groter is, dan zijn de rentepercentages ook hoger. Ja, dat was hem. Ja, denk wel. Over eh de staatsschuld. Ja, en bij het beantwoorden van dat soort vragen is het volgens mij ook extra belangrijk om goed aan te geven ehm om om die woorden ook te herhalen in je antwoord. Inderdaad. Ja, dus eh er staat ook ehm hè dus dan moet je het verklaren, dus geen hele korte antwoord geven. Nee, eh stuur jezelf eh een richting op. Dus eh hè er wordt in dit geval eh gevraagd van waarom al eh een land met een hoge staatsschuld in verhouding tot het nationaal inam een hoge rent stage moet betalen. En dan neem je eigenlijk een deel van de vraag mee bij het beantwoorden van je vraag. En dan stuur je jezelf eigenlijk al de juiste kant op. Ja. En eh en ook de docent die uiteindelijk moet gaan nakijken en ervan overtuigd moet zijn dat jij het ook echt begrijpt. Ja. Ehm veel dingen in de chat. Eh maar eh ja, we wilden het graag hebben over eh sectoren. Ja, wat bedoel je daarmee? Nou ja, welke sectoren dat er zijn. Eh lijkt allemaal heel erg makkelijk. En sommige mensen in de chat zeggen ook: "Ja, maar dit is toch heel erg makkelijk." Maar en op die makkelijke dingen is het natuurlijk heel zonde als je daar je punt op laat leggen. Dus hè de heel moeilijke dingen. We zien de hele tijd over indexcijfers wat overigens vorig jaar al heel uitgebreid besproken is. Dus de mensen kunnen dat dadelijk inderdaad echt nog wel een keer goed terugkijken. Sali heeft dat vorig jaar echt ik denk een kwartier lang uit staan leggen, dus niet voor niks geweest. Ehm maar eh over die sectoren en dergelijke, daar kan ik echt nog wel iets over vertellen. Dus ja. Nou, laten we dat doen. Ik eh wil het nog wel even zeggen. Dus kijk ook die streams van de vorige jaar echt terug. Weet je, we hebben iedere keer maar een uur ongeveer. Ehm maar de afgelopen jaren hebben deze twee heren zoveel verteld en dat is allemaal netjes in hoofdstukjes voor jullie klaargezet. Maak ook daar dus gebruik van. Dat is nog even mijn tip aan jou. Ehm sectoren. Ja, zeker. Nou, daar gaan we dan. Nogmaals, dit is niet het moeilijkste onderwerp, maar we zien heel veel fouten die wat hierop gemaakt worden en vooral op die laatste twee. Wat is het verschil dan tussen de tertire en tussen de kwartire sector? Nou, de primaire sector noemen we eigenlijk allemaal de bedrijven uit de landbouw, de tuinbouw en de visserij, mijn bouw, bosbouw. Het staat er eigenlijk allemaal bij. Dus je moet even voorstellen dat zijn eh zeg maar de boeren die wat de aardappel uit de grond halen. Dan hebben we de secundaire sector. Dat is natuurlijk het bedrijf wat aan het verwerken is zeg maar. Dus bijvoorbeeld de leesfabriek of iets dergelijks die wat ervoor zorgt dat de aardappel gesneden wordt, dat er een smaakje toegevoegd wordt en dat er een zak omheen komt en dat je dan een zak leeschips hebt. Komen we dan in de tertire sector. Dat is de commerciële dienstverlening. De commerciële dienstverlening, dat woord commercieel betekent op winst gericht. Dus commerciële dienstverlening zijn eigenlijk allemaal bedrijven op winstgericht. Dus bijvoorbeeld eh zeg maar een een supermarkt ofzo. Dat is een onderdeel van de tertire sector. En als laatste hebben we dan de kwartaire sector. Dat is een nietcommerciële dienstverlening. Dat zijn allemaal bedrijven of organisaties die wat niet als hoofdzakelijke doel hebben om winst te maken. Dus bijvoorbeeld de school waar jij op zit. Nou, dat zijn de sectoren. Ga ik meteen even door naar de volgende, want dat zijn de uitgaven. Nee, die zat We hadden geloof ik nog een ander onderwerp, maar ik weet even niet waar die in de presentatie die zit. Eh maatschappelijk verantwoord ondernemer wil Ja, die die is een stukje terug. 42. Nou, moeten we heel even terug misschien eh Ja, dat kan eh dat kan. Oh ja. Nou, nou ja, weet je, ik we kregen heel veel vormen. Ik zal deze even pakken, want we kregen heel veel vragen hierover. Wat hè over die marktvormen zeg maar. Wat is een monopolie? Wat is een duopolie als je die hebt gehad? Wat is een oligopolie? Wat is monopolistische concurrentie? Nogmaals, we hebben maar een uur, maar in de presentatie zitten allemaal dit soort zaken, zeg maar. Dan kan je in één oogopslag zien wat het dan allemaal is. Nou, in dit geval een monopolie is bijvoorbeeld dat er één aanbieder is, bijvoorbeeld van de NS die wat op een traject als enige maar mag rijden. Dat is één aanbieder. Zijn heel veel vragers en er is maar één aanbieder. Nou, dit soort zaken staan allemaal in de presentatie en we hebben natuurlijk hè tijd is schaars natuurlijk. Dus we gaan jullie ook echt paar keer doorverwijzen naar deze presentatie. Eh nu weet ik even niet of eh de dia toevallig van maatschappelijk verantwoord ondernemen erbij kan. Dankjewel. Nou, maatschappelijk verantwoord ondernemen is een thema dat steeds vaker in de examens zit en daarom interessant om te bekijken. Afgekort staat dat voor MVO. Maatschappelijk verantwoord ondernemen betekent eigenlijk dat je als bedrijf niet alleen maar met vandaag bezig bent, maar ook met morgen en ook met volgend jaar. Nou, we hebben we zien natuurlijk ook op het nieuws dat bedrijven hier veel mee bezig zijn. Dus ik zou zomaar kunnen voorstellen dat dit morgen in het examen gaat zitten. Nou, maatschappelijk verantwoord ondernemen. Je bent dus niet alleen maar bezig met nu zoveel mogelijk winst te maken, maar vooral ook met de toekomstige generaties. Nou, als we bijvoorbeeld kijken naar een bedrijf dat heel veel uitstoot doet of iets dergelijks, die kunnen vandaag zeggen: "Heyé, we gaan niet investeren in bijvoorbeeld goede filters voor hè de stank en dergelijke, maar we willen zoveel mogelijk winst maken." Maar een bedrijf dat een maatschappelijk verantwoord ondernemen doet, die zijn daar juist wel heel erg mee bezig. Nou, wat zijn nou voorbeelden van maatschappelijk verantwoord ondernemen? bijvoorbeeld het recyclen of hergebruiken van dingen. Maar denk ook bijvoorbeeld aan dubbelzijdig printen voor een bedrijf of niet meer alles printen. Ehm geen of weinig CO2 uitstoot. Bijvoorbeeld een bedrijf kan zeggen: "Nou, we willen dat al het personeel met eh zeg maar even met de trein naar het werk komt of juist met de fiets." En we kunnen natuurlijk ook duurzame materialen gaan gebruiken. Dus bijvoorbeeld geen plastic meer of iets dergelijks. Nou, waarom doen ze dat? We willen natuurlijk niet alleen maar nu bestaan als bedrijf, maar ook in de toekomst. En juist omdat dit zo'n hot topic is, ook op het nieuws, zou het zomaar kunnen zijn dat je MVO gaat krijgen in het examen van morgen. Ja, dankjewel. En zo blijven die examenmakers toch een beetje bij de tijd. Eh Sali, over tijd gesproken, we moeten een beetje aan de tijd gaan denken, maar eh ja, nog eh ontwikkelings ehm landen en hulp voorbereid. Wat wat houdt het in binnen de economie? ontwikkelingslanden. Dat is eh toevallig ook weer zo'n onderdeel wat ik eh vaker heb zie terugkomen in de oude examens. En dat zijn de landen die dus eh wat hulp kunnen gebruiken en die kan je ook herkennen. En ik ga dus uitgebreid eh vertellen hoe je een ontwikkelingsland kan herkennen eh en wat voor soort hulp er is voor zulke ontwikkelingslanden. Ja, graag. Oké. eh een ontwikkelingsland. Een ontwikkelingsland dat zijn landen die zich eigenlijk dus nog moeten ontwikkelingen ontwikkelen. Eh dus op bepaalde dingen zouden zij dus beter in kunnen worden. Eh en wat zijn die onderdelen waar zij beter op kunnen worden? Daar heb je een aantal punten voor. Ehm wat ik heel vaak zeg voorbij komen is dat er hè dan ken je de punten wel. Jullie hebben het waarschijnlijk allemaal gehad. was één van de laatste toetsen van de afgelopen periode. Ehm maar dan zie ik heel vaak staan geen onderwijs, geen eh eh of ehm eh even kijken wat was het? Eh ja, geen zorg, geen technologische ontwikkelingen, maar dat is niet zo. Het is niet zo dat het daar helemaal niet is, maar dat het of eh niet goed is, dus slecht. Ehm dus dat er sprake is van corruptie, eh slechte gezondheidszorg, hè. Dus geen zorg is geen eh antwoord. En wat ik ook nog meer zie staan is bijvoorbeeld dat eh dat temperatuur vaak hoog is. Heeft verder niks te maken met een ontwikkelingsland of dat iedereen er arm is. Dat zijn antwoorden wat niet klopt. Dus je moet vooral benoemen dat het dat het wel onderwijs is, maar dat het niet goed is of slecht. eh een monocultuur. Monocultuur wil zeggen dat ze eigenlijk afhankelijk zijn van één soort product of wat ja, niet heel veel producten. Eh sprake van corruptie, weinig technologische ontwikkeling, grote verschillen tussen arm en rijk. Dus dat de armen heel arm zijn en de rijken meestal heel rijk. Eh dat is dan weer een onderdeel wat je kan koppelen met eh met zo'n Lawrence curve. Ehm en wat zouden de wat rijkere landen kunnen doen? Eh ik heb eerst een vraag eh uit het examen. Eh hè wat voor vragen kan je verwachten van het examen? Politieke partij 1 wil de uitgave voor ontwikkelingshulp gelijkhouden op het 0,8% van het nationaal inkomen. Dat wil zeggen dat een deel van alle inkomens worden gebruikt voor ontwikkelingslanden. En deze politieke partij wil voorkomen dat de ontwikkelingslanden de dupe worden van de economische crisis in dat in eh crisis in Nederland. Verder bezuinigen op ontwikkelingshulp zal volgens deze partij betekenen dat het nog moeilijker wordt om deze om uit de visieuze cirkel te komen waar veel ontwikkelingslanden in zitten. Vooral kinderen in ontwikkelingslanden kunnen hierdoor in armoede blijven. Dus met andere woorden, ze willen niet dat er een vast bedrag wordt verstuurd naar ontwikkelingslanden, maar dat het is gebaseerd op het nationaal inkomen. En als het nationaal inkomen stijgt, dan stijgt ook alle hulp naar ontwikkelingslanden. En als het een beetje daalt, dan heeft dat ook invloed. Maar dan heb je een situatie, dus dat er vijf situaties zijn. Eh en uit die vijf situaties moet je de juiste volgorde vinden. Ehm ja, een tip in zulke situaties eh dan heb je vier situaties en ze beginnen eigenlijk allemaal bij één armoede en eindigen dus allemaal ook bij vijf. Het is dus aan jou om te kiezen wat de stappen na één eh is, zodat je uiteindelijk belandt bij ongeschld ongeschld ga je eigenlijk weer door naar één. En dat noem je dus een visieuze cirkel. Dus dat je eigenlijk in een probleem terecht zit en dat je daar niet uitkomt. En hier wordt dus de stappen verteld waarom eigenlijk het probleem zich blijft voordoen. Nou, in ieder in de eerste geval dus armoede. Ehm eh de tweede is niet kunnen lezen en schrijven. Drie is niet naar school. Vier kinderarbeid en vijf ongeschoold werk. Dus het is echt belangrijk om hè te snappen dat alles op de juiste volgorde moet. Nou, in dit geval als je kijkt naar niet kunnen lezen en schrijven en niet naar school. In dit geval weet je eigenlijk al van hey, je gaat dus eerst niet naar school en daarna kan je concluderen dat je dus ook niet kan lezen en schrijven. Ehm nou, wat is dan wel de juiste volgorde? Ik denk al dat de reacties komen. Eh en ik ga nu het juiste antwoord geven. In dit geval eh starten we met armoede één. En op het moment dat er armoede is, dan is er ook sprake van kinderarbeid. Want thuis verdienen ze verdienen de ouders niet genoeg. Dus de kinderen zouden dan ook moeten werken. Eh en als kinderen moeten werken, hè naar kinderarbeid komt, niet naar school. En als je niet naar school gaat, dan kan je niet lezen en schrijven. En als je niet kan lezen en schrijven, dan heb je ongeschoold werk. En als je op ongeschold werk hebt, ja, dan is er weer sprake van armoede. En als we de volgorde aanhouden, dan komen we uit bij de derde cirkel drie. Dus dat is het juiste antwoord. Eh Sali, zou je dan even een stukje terug kunnen gaan? Want ik zag heel veel D in de chat. 1 4 eh Oh ja, 1 4 2 Oh ja, dat is eigenlijk wat ik zei. Ja, klopt. D ehm dus 1 4 3 2 5. Klopt inderdaad. D jullie hadden het goed. Ja, zouden het goed. Hulp aan ontwikkelingslanden. Nou, wat zou dus eh Nederland kunnen doen bijvoorbeeld? Eh ja, je hebt vier soorten hulp en die vier hulpen zou je eigenlijk ook moeten kennen. Ehm noodhulp, structurele hulp, gebonden hulp en bilaterale hulp. Wat eventueel op het examen kan gebeuren is dat er een voorbeeld wordt gegeven en dat je dan eh vier opties hebt en dat je dan de juiste hulp eh moet kiezen. Noodhulp. Noodhulp is hulp op korte termijn. Dus dat wil zeggen dat als er een ramp plaatsvind vindt dat dan ehm eten, drinken, medicijnen, dekens eh worden gegeven zodat eh zodat mensen direct worden eh geholpen. Maar dat is dan hulp voor een ja kortere periode. Daarnaast heb je structurele hulp, hè. Dan zorg je voor een structuur. Dat wil zeggen dat het op lange termijn is. Eh en wat zijn daar voorbeelden van? Dus dat bijvoorbeeld eh dat dat de mensen van een ontwikkelingsland leren te ondernemen of dat ze beter weten hoe ze bepaalde dingen kunnen doen. Denk bijvoorbeeld het eh waterzuiveren waardoor ze zelf dat eigenlijk kunnen doen. Dat wij dat niet meer voor hun hoeven te doen. Dus kennis overbrengen, dat is dan ook dat valt dan ook onder structurele hulp. Ehm gebonden hulp. Bij gebonden hulp geven wij bijvoorbeeld als Nederland hulp aan een land. Maar is het ontvangende land wel verplicht om het bedrag grotendeels uit te geven in Nederland? Zo wordt de Nederlandse economie geholpen. Dus dat wij dan een bepaalde land helpen, maar dat we dan wel zeggen dat ze dat moeten dan eigenlijk terugbetalen aan ons door producten van ons bijvoorbeeld af te nemen. Dus dat wil zeggen we helpen jullie, maar wij verwachten er wel wat voor terug. Dus zo zorgen er ze voor dat zo'n ontwikkelingsland gebonden blijft aan ons land omdat wij hun hebben geholpen. En bilaterale hulp dat wil zeggen dat de Nederlandse overheid rechtstreeks een ander overheid dus van een ander land eh ondersteunt zonder dat daar personen of organisaties eh tussenkomt. Dank wel Sali. Duidelijk verhaal. Eh ik pak hem snel op en ik pas hem snel door, want eh we gaan het nu hebben over een onderwerp wat letterlijk ieder jaar in de spreekuren wordt behandeld. Maar ja, jij vraagt en Rick draait dus ehm de Lorence Curve. Ja. Ja. Jazeker. Ja. Ja, omdat dit natuurlijk al in de afgelopen twee jaar eh telkens in de spreekur heeft gezeten, ga ik het nu niet heel uitgebreid daarover hebben, want je kan echt die andere video's terugkijken. In elk geval, wat is de Loren Curve en wat is daarbij zeg maar het geheugensteuntje? Ik zie dat altijd eigenlijk. De groene lijn als een soort rug en de paarse lijn, in dit geval de Lorence curve als een buik. En eigenlijk moet je dat zien dat op deze as staat het aantal personen en op deze as, dus de verticale as, staat het eh procent van het inkomen. Nou, je mag het eigenlijk zo zien dat je denkt: "Des te groter dat die buik is, des te groter de verschillen zijn tussen arm en rijk." Nou, hoe kan je dat nou berekenen als je het moet gaan berekenen? Nou, hier kunnen ze bijvoorbeeld zeggen: "Hoeveel procent van het inkomen wordt verdiend door de armste 30% van de bevolking?" Nou, wat ga je dan doen? Dan ga je van links naar rechts, want we kijken van arm naar rijk. De armste 30% die loopt van hier tot hier. Van 0 tot 30. Nou, dan ga je naar boven toe en dan kijk je naar die paarse lijn, want dat is de Lorence curve. Nou, je ziet dat die lijn daar zit. Dus als je hem naar links doortrekt, kom je op ongeveer 9% uit. Dat wil dus zeggen dat de armste 30% 9% van het inkomen verdient. Dat wil dus ook zeggen dat de rijkste 70% de rest van het inkomen verdient en 100% min die 9% wat die armse 30% verdient. Dat is dus 91%. Nu kunnen ze natuurlijk op het examen ook vragen. Dan gaan ze niet vanuit de armste 30% of armste 10% of wat dan ook, maar ze kunnen ook uitgaan van de rijkste zoveel procent. Nou, stel even voor dat ze in eh dit voorbeeld zeggen: "Nou, bereken hoeveel procent dat de rijkste 10% in dit land verdient." Nou, bij de rijkste 10% dan ga je dus kijken van 90 tot aan 100. Ja, want dat is de rijkste 10%. Hij gaat namelijk van arm naar rijk. Nou, we zien dat de armste 90% die verdienen ga je naar hè van 0 naar 90. Je gaat naar boven en je trekt hem door naar links. Die zullen ongeveer naar 75% van het inkomen verdienen. Dus als de armste 90% 75% van het inkomen verdienen, dan verdient de rijkste 10% de rest 100- 75%. Dat wil dus zeggen 25%. Die rijkste die verdienen namelijk dit stukje zeg maar. En dat loopt van 75 ongeveer tot aan 100. Als je dat op het examen moet doen, zie je dat natuurlijk veel preciezer dan op zo'n kleine grafiek. Voor de rest laence curve met allemaal voorbeeldvragen en dergelijke. Die zitten in 2023 video en in de 2024 video. Kijkt die terug, dan ga weet je er echt alles over. Maar Lawrence Curve die zit in de afgelopen jaren eigenlijk bijna ieder jaar er wel een keer in. Dus bereid je daar goed op voor. Ja, topik. Bedankt dat je deze nog even snel wilde doen. Sali, ehm eigenlijk als we gaan afsluiten hebben we het altijd over ultieme tips. Jij zegt: "Ik heb zulke goede tips. Ik heb er zelfs een dia over voorbereid." Dus eh nog één wissel doen dan. Yes. Ehm ja, het staat er nog niet. Ja, ik had geeneens ruimte om dat er ook nog aan toe te v te voegen. Ik zag eh in de reacties dat er best wel veel vragen zijn over rekenonderdelen. We hebben natuurlijk verwezen na onze eindexamenspreekuur van vorig jaar en de jaar daarvoor. Maar ook vorig jaar hebben we filmpjes gemaakt voor Vmbo basis en kader. En daar leg ik ook heel veel ehm eh onderdelen uit waar jullie natuurlijk ook gebruik van kunnen maken. Dus als je de onderdelen die je zoekt bij VmboL eh van vorig jaar of de jaar daarvoor niet terug kan vinden, kijk ook vooral bij basis en kader. En het is best wel makkelijk om te zien welke onderdelen zijn behandeld. Dus neem daar ook een kijkje. Ehm allereerst natuurlijk een rekenmachine. Dat eh zou je natuurlijk niet mogen vergeten. En markeerstift is ook best wel handig om vooral de getallen en belangrijke begrippen te markeren. Probeer heel duidelijk te zijn in je antwoorden. Dus gebruik niet het woord ze, maar geef duidelijk aan over wie je het hebt. Ehm als er wordt aangegeven van dat je een bron moet gebruiken, dus hè je hebt natuurlijk ook een een bijlage, daar staan ook heel veel informatie in en probeer dat dan ook te gebruiken. Eh collega heeft het net ook al aangegeven, dus ga er niet vanuit dat Nederland precies 17 miljoen inwoners hebt. Kijk exact wat er staat en gebruik de getallen die in eh in het bronnenboekje eh staat. Ehm ehm maak iedere berekening af met een conclusie. Dus geef duidelijk aan wat jouw antwoord is. Dus dat de docent niet moet zoeken welk antwoord je bedoelt, geef gewoon duidelijk aan dit is mijn antwoord. Wordt er om een toelichting gevraagd, geef dat ook. Als er om één voorbeeld wordt eh gevraagd, geef dan ook één antwoord waarvan jij denkt: "Dit is 100% goed in plaats van vif, zes antwoorden waarvan je bij elke twijfelt. Geef gewoon één antwoord. Het antwoord waar je het meeste vertrouwen in hebt. Geef logische antwoorden. Dat wil zeggen dus als jij een berekening maakt en je antwoord komt op een getal uit wat niet logisch is, ga je dan even dubbel checken. Ehm als je ziet dat je voor een vraag twee of drie punten kan scoren, hou er rekening mee dat je dus ook meerdere handelingen moeten doen moet doen. Dus ga er niet van hè. Dus op het moment dat je twee punten kan scoren, ga ervanuit dat je in ieder geval minimaal twee stappen moet doorlopen of twee berekeningen moet maken om ervoor te zorgen dat je tot het eindantwoord komt. Eh want voor twee punten eh hè ik kan me geen vraag herinneren dat je daar alleen één simpele berekening voor zou moeten doen. Verder belangrijk 120 minuten heb je de tijd. Dus neem ook je tijd. Je krijgt geen beloning als je als eerst klaar bent of als je eerder weggaat. Pak gewoon je tijd. Ehm als laatste collega eh Rick gaat het eh examen morgen al vanavond bespreken? Nee. Ja. Eh morgenavond of eh vrijdagochtend. Ze hebben vakantie dus eh Oké. Ja. Dus eh ben je benieuwd of je eh hè alle antwoorden komen natuurlijk ook online, maar jij gaat het ook allemaal uitgebreid eh behandelen, dus dat zouden ze eventueel ook kunnen vinden op jouw YouTube kanaal. Ja, dankjewel Sali voor deze praktische tips nog. Ehm Rick, we gaan afsluiten, want eh ja, we zijn al ver over een uur. Jasper heeft jullie eh gegund, onze eindredacteur. Dus eh bedank hem even, maar we moeten nu echt stoppen. Ehm Rick, heb jij nog even los van alle inhoud die ze hebben gehoord, een tip van mens tot mens, van leraar tot leerling eh om mee te geven voor dat examen morgen? Ja, we zagen er heel veel vragen over in de chat komen. Mag je een woord boek meenemen? Nou ja, dat is je laatste examen. Dus als je dat die andere examens nog niet hebt gedaan, dan wordt het morgen wel eens tijd. Want er staan echt heel veel begrippen staan ook gewoon in het woordenboek uitgelegd. Bijvoorbeeld niveeren, deniveleren. Het staat gewoon in het woordenboek. Dus ik zou zeggen neem dat woordenboek mee. Neem het vanavond eens gewoon eens even door. Kijk eens of wat lastige begrippen erin staan. Want dat is allemaal iets wat je niet hoeft te leren, maar wat je gewoon makkelijk op dat moment kan opzoeken. Is gewoon een gratis eh speakbriefje. Ja, lekker hoor. En legaal ook nog. En legaal. Oh ja, dat is ook nog ook nog belangrijk. Ehm Rick, bedankt weer voor dit jaar. Heel veel plezier in Monaco man dit weekend. Ik zit gewoon thuis op de bank te kijken. Jeetje, ik ga aan je denken. Skill moeten zijn. Nou, wrijf het er lekker in. Sali, jij ook bedankt natuurlijk. Ehm je hebt net een heleboel tips gegeven, maar toch ook aan jou de vraag. Heb je nog iets wat je mee wil geven aan alle leerlingen die er nog kijken? Ja, want eh wat ik ik heb natuurlijk de afgelopen periode ook best wel vaak geoefend met mijn leerlingen. Ehm op het moment dat je eh één of twee vragen ziet waarvan je denkt: "Ik heb echt geen idee waar dit over gaat, ga dan niet stressen en denken van: "Hey, nu ga ik het niet halen." In principe zijn er zoveel vragen. Voor een 5,5 moet je eigenlijk net iets meer dan de helft goed hebben. En dan heb je al een voldoende. Dus als je een aantal vragen niet snapt, je weet het niet, sla het even over. Vooral focus dan vooral op de vragen die je dan wel goed begrijpt. Maar laat het nooit openstaan. Vul altijd een antwoord in en wie weet eh gok je goed. Ja, thanks nog voor deze bonustips en bedankt voor ook weer voor dit eh voor dit spreekuur. Ehm dan eh mag ik hem eh hier eh met je gaan afsluiten. Ehm morgen is dat examen. Dat eh zal je alleen moeten doen. Eh dit was trouwens ook mijn laatste spreekuur voor eh GLT al dit jaar. Dus eh nou hopelijk zien we elkaar op eh andere rustigere minder stressvolle tijden en eh zeker niet volgend jaar. Doei.