Inleiding tot Cellen, Weefsels en Organen

Apr 27, 2025

Uitleg over Cellen, Weefsels en Organen

Organisme en Levenskenmerken

  • Een organisme is een levend wezen, bijvoorbeeld een amoebe of een mens.
  • Organismen vertonen zeven levensverschijnselen:
    • Voortplanten
    • Voeden
    • Ademhalen
    • Bewegen
    • Uitscheiden
    • Waarnemen
    • Groeien en ontwikkelen
  • Groeien betekent groter en zwaarder worden; ontwikkelen betekent veranderingen in de bouw of organen van een organisme.

Cellen

  • Organismen zijn opgebouwd uit één of meerdere cellen, de basisbouwstenen van het leven.
  • Bacteriën:
    • Omgeven door een celmembraan en celwand.
    • Bevatten cytoplasma, maar geen celkern; DNA drijft los rond.
    • Hebben vaak draden aan de buitenkant.
  • Dierlijke cellen:
    • Bestaan uit een celmembraan, cytoplasma en een celkern met chromosomen.
  • Plantaardige cellen:
    • Hebben een celmembraan, celwand, cytoplasma, celkern en vacuole (geeft stevigheid door druk).
    • Bevatten bladgroenkorrels voor fotosynthese.
  • Schimmelcellen:
    • Vergelijkbaar met plantencellen, maar zonder bladgroenkorrels.
    • Zijn vaak langgerekter.

Weefsels

  • Groepen van dezelfde soort cellen binnen meercellige organismen vormen weefsels.
  • Tussencelstof tussen de cellen bepaalt eigenschappen zoals hardheid of elasticiteit.
  • Eencellige organismen zoals pantoffeldiertjes hebben geen weefsels.

Organen en Orgaanstelsels

  • Organen bestaan uit meerdere weefsels die samenwerken (bijvoorbeeld hart, lever).
  • Orgaanstelsels zijn groepen van organen die samenwerken aan een taak (bijvoorbeeld verteringsstelsel, bloedvatenstelsel).

Celdeling

  • Nieuwe cellen zijn nodig voor groei en vervanging.
  • De cel waarmee deling begint heet de moedercel.
  • Chromosomen worden gekopieerd en verdeeld over de dochtercellen.
  • Dochtercellen zijn identiek aan de moedercel waarmee de deling begon.