Overzicht
In deze les wordt uitgelegd hoe een gletsjer ontstaat, hoe deze beweegt, welk materiaal er wordt meegenomen en welke landschapsvormen ontstaan.
Ontstaan van gletsjers
- Gletsjers bestaan uit bewegend ijs, gevormd uit samengeperste sneeuw in berggebieden.
- Sneeuw die hogerop valt, rolt naar beneden en verzamelt zich op de gletsjer, samen met stenen.
- De dikke laag sneeuw verandert door samendrukking in firn (korrelig ijs).
- In het voorjaar smelt de sneeuw in het dal, maar de firn blijft langer liggen.
- Door afwisselend dooien en bevriezen ontstaat uiteindelijk echt ijs.
Beweging en werking van gletsjers
- Door het gewicht schuift de gletsjer langzaam naar beneden.
- Barsten en scheuren ontstaan door de onregelmatige ondergrond.
- De gletsjer sleept stenen en ander materiaal mee: dit meegevoerde materiaal heet morene.
Aangroei van het dal en morenes
- Vallen stenen vanaf de bergwanden op het ijs, dan verplaatsen ze mee naar beneden, vooral langs de zijkant en onder het ijs.
- Vastgevroren stenen schuren het dal uit, waardoor een U-vormig dal ontstaat.
- Na het smelten van het ijs blijft een wal van stenen over: de eindmorene.
Smelten en gletsjertunnels
- In de zomer smelten sneeuw, firn en een deel van het ijs; het smeltwater stroomt via spleten onder de gletsjer.
- Door wrijving van water over rotsen ontstaat een tunnel onder het ijs.
- Aan het eind van de gletsjer ontstaat een gletsjerpoort, soms groot genoeg om doorheen te lopen (gevaarlijk door vallende stenen).
Belangrijke termen & definities
- Gletsjer — een grote massa schuivend ijs, gevormd uit sneeuw en firn.
- Firn — samengedrukte, korrelige sneeuw die tussen sneeuw en ijs in zit.
- Morene — door een gletsjer meegevoerd en afgezet gesteente.
- Eindmorene — een wal van stenen, achtergebleven als het ijs smelt.
- Gletsjerpoort — opening aan het einde van een gletsjer waar smeltwater uitstroomt.
Actiepunten / Volgende stappen
- Zoek in de atlas de Alpen op en noteer namen van enkele gletsjermeren.