Welkom bij de uitleg van basisstof 2 en die gaat over het verteringsstelsel. En we gaan in deze basisstof kijken naar welke organen betrokken zijn bij de vertering van voedsel en welke functie die verschillende organen hebben. En dan zullen we ook aankomen bij een stukje samenhang tussen de vorm en functie van die verteringsorganen. Voordat ik begin met een uitlegje over, is het belangrijk om te weten dat dit een overzicht is van de organen. Dus we gaan niet heel diep in op alle functies van de verschillende enzymen.
En alle verteringssappen. Dat komt namelijk in basisstof 3 aan bod bij chemische vertering. En dan in basisstof 4 gaan we wat meer in op de daadwerkelijke opname van de verschillende stoffen. Dus dit is meer een overzicht. Wel belangrijk om de rest te kunnen snappen.
Maar weet dat we dus in de aankomende twee video's hierna nog wat dieper ingaan op een aantal zaken. Ik ga je het uitleggen aan de hand van deze afbeelding. Elke keer de pijl erbij waar we zijn. En we gaan gewoon van mond tot uiteindelijk de endeldarm.
Alles aflopen en dan ga ik je het een en ander erbij vertellen. Op het moment dat jij een hap eten in je mond doet dan... Je begint dat dus in de mondholte. Je begint met het kouwen van het voedsel. En het idee van het kouwen van voedsel is dat je het oppervlakte ervan vergroot.
En dat heb ik even een beetje proberen weer te geven met deze afbeelding. Stel even voor dat deze oranje kubus een hap eten is. Dan heeft die in dit geval zes buitenkantjes als het ware.
Je ziet de bovenkant, de voorkant en de rechterkant. Nou, hier links zit er nog geen onder en achter. Ook nog geen, nou die zie je op de afbeelding niet. Dus die moet je jezelf even voorstellen. Stel nu dat je eventjes...
dit stukje eten precies in twee keer doormidden hapt. Wat je dan ziet is dat alle buitenkantjes nog steeds bestaan maar er komen ook allerlei oppervlakten bij. En dat betekent dus dat het oppervlakte van ditzelfde stuk voedsel vergroot wordt en dat zorgt er vervolgens weer voor dat de enzymen en verteringssappen veel beter bij alle stukken van het voedsel kunnen. Dus het is ontzettend belangrijk om goed te kouwen omdat er dan dus een veel efficiëntere vertering van alle voedingsstoffen kan plaatsvinden.
Dan is het zo dat dat eet in de mondholte zit. Daar wordt speeksel aan toegevoegd. Speeksel bevat verteringsenzymen waar we dus in de volgende basisstof het meer over gaan hebben. Maar speeksel zorgt er ook voor dat het voedsel veel beter door te slikken is. Het maakt het voedsel glibberig en daardoor kan het voedsel op het moment dat je het doorslikt makkelijker hier door de slokdarm heen.
En op het moment dat je slikt dan gaat het voedsel van hier vanuit de mondholte zo hierdoor achterlangs de slokdarm in. Dat is in ieder geval de manier... hoe het gaat als het goed gaat. Als het bijvoorbeeld verkeerd gaat dan komt dus voedsel hier de luchtpijp binnen aan de voorkant of het gaat hier de neushot in.
Dat zijn vormen van verslikken en in principe wordt dat voorkomen dat door aan de ene kant hier de huig en hier het strottenklepje die sluiten op het moment dat jij voedsel in je mond hebt en dan kan het voedsel mooi zo langs de slokdarm naar beneden. Een kenmerk van die slokdarm en van alle andere darmen is dat er een... peristaltische beweging in plaats vindt.
Er zijn lengte en kringspieren dus er zijn spieren die over de lengte lopen van de darm en die als het ware een soort van rondjes om de darm heen zitten. En die lengte en die kringspieren samen zorgen ervoor dat voedsel als het ware door die darmen heen geperst wordt. Dat bevindt zich dus hier in de slokdarm maar die peristaltische beweging van die spieren vindt ook plaats in de dunne darm, de dikke darm, de twaalfvingerige darm om ervoor te zorgen dat het voedsel dus de juiste kant op gaat.
Het kan ook zo zijn dat die peristaltische beweging de andere kant op gaat. En dat gebeurt bijvoorbeeld op het moment dat jij dus ziek bent en moet overgeven. Dan gaat dus de peristaltische beweging juist de tegenovergestelde richting. Zodat je dus het voedsel uiteindelijk weer uitspuugt. Op het moment dat jij op zijn kop staat en je zou een hap eten in je mond doen en doorslikken.
Dan kan het gewoon tegen de zwaartekracht in richting je maag. Dus het zijn hele krachtige spieren. Nou vervolgens komt de voedselbrei terecht in de maag. De maag, daarin zitten in de wand allemaal maagssapklieren.
Er zijn allerlei verschillende... type cellen die verschillende elementen maken maar gezamenlijk vormt dat dus het maagsap. Dat is een hele zure substantie dat is enerzijds handig omdat dat dus heel veel ziekteverwekkers doodt en die zure substantie is ook nodig en dat zal ik je zo uitleggen voor de regulering van het open en dichtgaan van het maagportier.
Als je nu naar die maag kijkt dan zie je dat die maag enorm veel spieren heeft want die maag kan namelijk een iets wat knedende beweging maken en daarmee dus ook al allerlei verteringssappen mengen met de voedselbrei die dus in de maag zit. Wat ik net al zei, op het moment dat het voedsel de maag verlaat dan gaat het door het maagportier en dan komt het terecht hierin de twaalfvingerige darm. Dat werkt als volgt. Stel je voor dat er een brok met voedsel in de maag zit dan wordt er elke keer mondjesmaat een stukje doorgelaten.
Dat betekent dat de inhoud van de twaalfvingerige darm zuur wordt op het moment dat hier een stuk voedsel wordt doorgelaten. Dat zorgt ervoor dat de maagportier sluit. En vervolgens worden er allerlei stoffen toegevoegd vanuit de lever en de alvleeskiel, dat zal ik je zo uitleggen. En die stoffen zorgen er onder andere voor dat de substantie hier weer basis wordt.
Op het moment dat het hier weer basis is, gaat de maagportier weer open en wordt het volgende beetje voedsel doorgelaten. Dus die wisseling van basis naar zuur zorgt voor een regulatie van het open en dicht gaan van die maagportier. Wat ik net al zei, er worden dus stoffen toegevoegd aan de voedselbrei in de twaalfvingerige darmen.
En als eerste wordt er gal toegevoegd. Gal wordt geproduceerd in de lever. opgeslagene galblaas.
Die galblaas zie je hieronder zitten en op het moment dat er een voedselbrei hier zit dan wordt dus via een afvoerbuis gal toegevoegd aan die voedselbrei. En gal emulgeert vetten. Dat moet je je als volgt voorstellen. Vetten bestaan uit grote druppels als het ware en dat gal zorgt ervoor dat dat verdeeld wordt in veel kleinere druppels en daardoor kunnen uiteindelijk verteringsenzymen veel beter die vetten verteren. Dat betekent dus ook dat gal geen enzym is.
Het zorgt er alleen voor dat enzymen in een later stadium goed hun werk kunnen doen. Naast het gal van de lever wordt er in de twaalfvingerige darm ook alvleessap toegevoegd. En dat komt vanzelfsprekend uit de alvleesklier. Dus het is een afvoerbuis naar de twaalfvingerige darm waar dus die alvleessap wordt toegevoegd. De alvleesklier produceert alvleessap waar allerlei verschillende enzymen in zitten.
En ook daar zullen we in de volgende video naar kijken welke dat zijn en wat die doen. Vervolgens komt de voedselbrei terecht in de dunne darm. En die dunne darm heeft grofweg twee functies.
Enerzijds worden daar allerlei stoffen opgenomen die verteerd zijn. Daar gaan we verder naar kijken in basisstof 4 hoe dat werkt. En aan de andere kant wordt er ook darmsap toegevoegd.
En dat darmsap, daar zitten weer allerlei enzymen in. En die zorgen voor een verdere vertering van allerlei voedingsstoffen. Van de meeste van die voedingsstoffen is de vertering al begonnen in het eerste stadium. In de twaalfvingerige darm, in de maag of al in de mond. En hier wordt een heel groot deel van die verteringsprocessen afgerond.
En wat ik net al zei, die dunne darm neemt allerlei voedingsstoffen op. En dat kan de dunne darm enorm goed omdat het oppervlakte van de dunne darm waanzinnig groot is. Dit is een schematische weergave van een stukje van de darm. En wat je ziet is dat er allerlei plooien op zitten.
En op die plooien zie je weer uitstulpingen zitten. En als je weer naar die uitstulpingen kijkt dan zie je op die uitstulpingen ook weer kleine uitstulpintjes zitten. En dat zorgt ervoor dat er dus een waanzinnig groot oppervlakte is in die darmen.
Waar al die verschillende stoffen kunnen worden opgenomen. En die stoffen worden dan vervolgens opgenomen in het bloed. Of...
in het lymfaatstelsel en die stoffen worden onder andere naar de lever vervoerd. Vervolgens komt de voedselbrei terecht in de dikke darm. En de dikke darm zorgt er onder andere voor dat water en bepaalde mineralen nog uit het voedsel gehaald worden. In de dikke darm bevinden zich ook bacteriën, onder andere bacteriën die enzymen produceren waardoor bijvoorbeeld nog cellulose kan worden afgebroken.
Dat is een stof dat voorkomt in plantencellen. Dat kunnen wij zelf niet afbreken. Daar hebben wij geen enzymen voor, maar die bacteriën maken dus wel enzymen er toch nog een deel kan worden afgebroken.
Die bacteriën in de darmen, dat noem je dan de darmflora, zijn er een heleboel verschillende. Ik geloof dat er iets tussen de 100 en 600 verschillende soorten bacteriën in je darmen kunnen zitten, waarvan dus een heel aantal heel belangrijk zijn voor het verteren van ons voedsel. Vervolgens komt de voedselbrei terecht in de endeldarm en de endeldarm is de verzamelplaats voor de onverteerde resten. En wat je ook ziet in de endeldarm is dat daar nog een laatste beetje van de stoffen wordt opgenomen in het lichaam.
Het kenmerk van de stoffen die worden opgenomen... In de endeldarm is dat dat niet via de poortader naar de lever vervoerd wordt. En ik zal je ook dat in een volgende video uitleggen waarom dat relevant is om te weten. Dan is dit het einde van de video.
Dan is hier nog de samenvatting en dan wens ik je heel veel succes en tot de volgende.