Transcript for:
Tijdvak 5: De Tijd van Ontdekkers en Hervormers

Tijdvak 5, de tijd van ontdekkers en hervormers, begint in 1500. En dat jaar wordt over het algemeen gezien als een gemakkelijk jaartal om te onthouden dat de middeleeuwen afgelopen zijn. En eigenlijk is die middeleeuwen maar een rare naam, de eeuwen in het midden. In het midden van wat dan? Nou, die naam werd dus ook niet bedacht in die tijd van die middeleeuwen zelf, tijdvak 3 en 4. Maar die werd achteraf bedacht in de tijd van de renaissance. Die periode dus vanaf ongeveer 1500. Toen gingen we namelijk heel erg teruggrijpen na die tijd van die Grieken en die Romeinen, tijd van Tweede, tijd voor de middeleeuwen. En die middeleeuwen dat was eigenlijk gewoon een hinderlijke onderbreking geweest tussen de tijd van de Grieken en de Romeinen en de tijd van de Renaissance vond men in die tijd. En daaruit blijkt dus wel dat de mensen op een heel andere manier naar zichzelf en de wereld gaan kijken. En vandaag gaan we het dan ook hebben over het veranderende mens-en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling. We gaan het vooral hebben over cultuur. Maar eerst weer even een stapje terug in de tijd, hebben we al vaker gedaan, toch even terug naar die middeleeuwen. Vanaf het jaar 1000 hebben we gezien dat Europa langzamerhand weer op begon te bloeien. Vandaag wil ik het even met jullie gaan hebben over die Noord-Italiaanse stadstaten. Daar gebeurt namelijk iets bijzonders. We hebben het dan over steden als Milaan, Genua, Venetië, Florence, die in eerste instantie behoren tot het Rijk van de Duitse Keizer en ook onder het gezag van de Pauwsvallen in sommige gevallen. Maar in die 15e eeuw weten die Noord-Italiaanse steden zich los te maken van het gezag van die Duitse keizer en die paus en het wordt dus echt zelfstandige stadstaten met een eigen bestuur. En ook zien we dat de rijkdom in die Noord-Italiaanse stadstaten enorm toeneemt, omdat die steden dan eenmaal gunstig liggen tussen die rijke Vlaamse handelssteden als Gent en Brugge en die handelaars uit het Midden-Oosten. En Noord-Italië groeit zo uit tot het rijkste gebied van heel Europa. Ja, en dat zorgt ervoor dat mensen toch op een andere manier naar de wereld gaan kijken en ook naar de mens zelf gaan kijken. En dat gebeurt vooral natuurlijk bij die rijke bovenlaag van handelaren en bankiers. Zij willen niet langer naar zichzelf kijken zoals er in de middeleeuwen naar hen gekeken werd. En ze willen dat op een nieuwe manier gaan doen. Dat is dus de tijd van de renaissance. Hoe werd er in de middeleeuwen naar de mens gekeken? Nou ja, dat was de tijd waarin het christendom heel erg op kwam zetten. Dat waren die handelaren natuurlijk ook nog steeds. Maar in die middeleeuwen stond er vooral het motto memento mori centraal. Gedenk te sterven. Oftewel, denk eraan dat je op een dag dood zult gaan. Dat klinkt niet echt gezellig en zo was het ook niet bedoeld. Want voor christenen is het leven op aarde hartstikke leuk, maar het belangrijkste leven, dat is het leven na de dood, het eeuwige leven. En als je dan dood ging, dan was uiteindelijk de vraag op de dag des oordeels of je naar de hemel of naar de hel toe zou gaan. En dat werd de christelijke bevolking van Europa voortdurend voorgehouden. Denk eraan, op een dag zul je sterven en uiteindelijk zal God dan beslissen of je naar de hemel of naar de hel toe gaat. Oftewel, zorg ervoor dat je nu als een goed christen leeft zodat je God de juiste keuze maakt. Leef dus volgens de regels van de Bijbel en van de kerk. En een van die regels was ook sober leven, spaarzaam leven. En die rijke handelaars in die Noord-Italiaanse stadstaten die hadden zoiets van ja waarom kunnen wij nu niet ook gewoon genieten van onze rijkdom. Maakt ons dat meteen tot slechtere christenen? Zij vonden zelf van niet. En voor dat memento mori kwam een nieuw motto bij hen in de plaats. Carpe diem. Pluk de dag. Oftewel geniet van het leven. Neem je lot in je eigen landen. Het leven op aarde is ook belangrijk. En hoe gingen zij dan genieten van het leven? Nou ja, zij lieten allerlei grote paleizen bouwen natuurlijk, echte stadspaleizen. En die werden ingericht volgens die mode van die Grieken en die Romeinen. Er kwam weer een nieuwe belangstelling voor het klassieke erfgoed. En daar heb je dat woordje klassiek weer, dat hebben we ook al eerder gezien in tijdvak 2. En met klassiek wordt dus bedoeld alles wat over is gebleven uit die tijd van die Grieken en die Romeinen. Daar kwam dus opnieuw belangstelling voor na die middeleeuwen. En uit die nieuwe belangstelling, daaruit volgt ook dat woordje renaissance. Want die klassieke cultuur die werd eigenlijk wedergeboren, opnieuw geboren. En renaissance is een ander woord voor wedergeboorte. De wedergeboorte dus nogmaals van die tijd van die Grieken en die Romeinen. En dan zie je dus dat dit soort zaken weer helemaal terug gaan komen. In de bouwstijl, in de beeldhoudkunst en ook in de geschriften. Als we het over de kunst hebben, dan zien we dus in die tijd van die renaissance dat de architectuur en de kunst weer op basis van de klassieke vormentaal zijn. En dat was dus die vormentaal waar we het in tijdvak 2 over gehad hebben. Maar nu gaan we even kijken naar dat geschrift dat we linksonder zien. Ziet er behoorlijk ingewikkeld en wetenschappelijk uit. En dat is ook precies de bedoeling. Want in die renaissance kwam ook het humanisme sterk opzetten. En humanisten waren geleerden die op basis van de geschriften van de oude Grieken en de Romeinen probeerden om de wereld beter te begrijpen. Hoe deden zij dat? Nou ja, zij zagen dus dat in die middeleeuwen door die christelijke monniken die teksten van die Grieken en die Romeinen vaak aangepast waren. Er was soms een christelijke boodschap in aangebracht en die humanisten vonden dat dat niet kon. De bedoeling van die Griekse of die Romeinse maker moest weer centraal staan. Dus wat gingen zij doen? Zij gingen op zoek naar zo oud mogelijke teksten van die Grieken en van die Romeinen. Daarvoor moesten zij dus zowel Grieks en Latijn kennen. En ze gingen die zo oud mogelijk teksten, die oorspronkelijke teksten, vergelijken met de teksten uit hun eigen tijd. En ze gingen ze gewoon naast elkaar leggen en regel voor regel met elkaar vergelijken. En als ze dan zagen van, hé, er is later iets aangepast wat er eigenlijk niet in hoorde, dan haalden ze dat er weer uit, zodat de tekst weer in de oorspronkelijke staat gebracht werd. En daarbij vertoonden die humanisten twee belangrijke kenmerken. Ten eerste hadden zij dus een heel kritische denkhouding. Ze waren echt op zoek naar fouten en ze wilden het weer helemaal juist maken zoals het volgens hen bedoeld was. Los van die boodschap die de kerk er misschien aan aangebracht had. Kritisch zijn dus. En een tweede iets is, en dat namen ze ook over van die Griekse filosofen, ze waren heel erg nieuwsgierig en de humanisten vonden dat je je niet moest beperken tot slechts één gebied. Nee, je moest iets weten van de wiskunde, je moest iets weten van de natuurkunde, je moest bezig zijn met kunst, met literatuur, met filosofie, oftewel je moest leven als een universele mens, een mens die van alles verstand had. En de universele mens bij uitstek, de humanist ook bij uitstek, is Leonardo da Vinci. En hier zien we een werk van hem, waarin hij een of andere nieuwe machine bedenkt. Leonardo da Vinci was bezig met de schilderkunst, maar hij was ook bezig met de wiskunde. Hij bouwde helikopters, tenminste hij tekende ze uit. Hij was met van alles en nog wat bezig. En hij is dus het prototype van zo'n universele humanist. Nou, deze zaken, die kritische denkhouding en die nieuwsgierigheid van die universele mens, die zorgen ervoor dat er een nieuwe wetenschappelijke belangstelling komt. En daar hebben we dat woordje wetenschap weer, dat hebben we ook al eerder gezien in tijdvak 2. En dat houdt in dus op een systematische, op een rationele manier zaken onderzoeken om tot nieuwe kennis te komen. En dat was waar de humanisten opnieuw de basis voor legden. Ze probeerden de wereld weer te verklaren op een rationele manier, met behulp van het verstand dus. Dat was iets dat die oude Griekse filosofen ook al hadden gedaan. En een heel belangrijke gebeurtenis voor de humanisten was de verovering van Constantinopel door de moslims in 1453. De humanisten zaten dus vooral in eerste instantie in die Noord-Italiaanse stadstaten. Constantinopel, dat was de hoofdstad van het Oost-Romeinse Rijk, later het Byzantijnse Rijk. En daar was eigenlijk gedurende die middeleeuwen ook die Grieks-Romeinse cultuur gewoon blijven voortbestaan. Daar had men dus ook de beschikking over al die geschriften. En als die stad dan in 1453 veroverd wordt door de moslims, vertrekken veel christelijke geleerden uit die stad en ze gaan naar christelijk West-Europa en dan vooral naar die Noord-Italiaanse stadstaten toe. Waarom ze daar naartoe gaan? Nou ja, omdat die stadstaten veel handelscontact ook hadden met Constantinopel. Je kon er dus vanuit Constantinopel makkelijk komen. Maar ze gaan niet alleen, nee, zij nemen ook zoveel mogelijk Griekse en Romeinse geschriften mee. En dat geeft een impuls aan het humanisme in Noord-Italië. En van daaruit kan het humanisme zich dan uiteindelijk ook verspreiden over de rest van Europa.