Overview
Deze les behandelt de hoofdconcepten van hoofdstuk 1 over de pluriforme samenleving, met nadruk op cultuur, cultuurverschillen, subculturen en maatschappelijke posities.
Cultuur en Cultuurkenmerken
- Cultuur omvat waarden (principes zoals vrijheid), normen (regels), gebruiken en gewoontes.
- Waarden zijn principes die mensen belangrijk vinden; normen zijn de bijbehorende regels.
- Cultuurkenmerken zijn eigenschappen waaraan je een cultuur herkent, zoals vrijheid en tolerantie in Nederland.
- Dominante cultuur is de overheersende cultuur in een land, zoals de Nederlandse cultuur.
- Subculturen wijken op bepaalde punten af van de dominante cultuur, bijv. carnaval in het zuiden.
- Mensen kunnen tot meerdere subculturen behoren, afhankelijk van bijvoorbeeld regio of hobby's.
- Tegencultuur verzet zich expliciet tegen de dominante cultuur en schuwt regels of geweld niet.
Verschillen en Dynamiek in Cultuur
- Stad en platteland verschillen in samenhorigheidsgevoel en anonimiteit: dorpen zijn hechter.
- Generatieverschillen ontstaan doordat opvattingen van jongeren en ouderen kunnen botsen (generatieconflict).
- Referentiekader is het geheel van waarden en normen waarmee je naar situaties kijkt; dit verschilt per persoon.
- Cultuur is dynamisch: gewoontes veranderen door de tijd en per plek, bv. omgang met roken of vasten.
Maatschappelijke Positie en Sociale Ongelijkheid
- Maatschappelijke positie wordt bepaald door o.a. opleiding en inkomen.
- Je positie beïnvloedt je gedrag, kleding, taalgebruik en hobby's.
- In bedrijven verschilt de bedrijfscultuur; formeel of informeel contact met leidinggevenden.
- Sociale ongelijkheid betekent dat macht, geld en invloed ongelijk verdeeld zijn.
Gender, Etniciteit en Rolpatronen
- Gender verwijst naar culturele verwachtingen over mannelijk en vrouwelijk gedrag.
- Rolpatronen zijn gedragsverwachtingen voor mannen en vrouwen, die veranderen door de tijd.
- Etniciteit verwijst naar afkomst.
- Termen 'allochtoon' en 'autochtoon' zijn vervangen door 'Nederlander met een migratieachtergrond', vanwege negatieve lading.
Key Terms & Definitions
- Waarden — Principes die mensen belangrijk vinden.
- Normen — Regels die voortkomen uit waarden.
- Cultuur — Geheel van waarden, normen, gewoontes en gebruiken.
- Dominante cultuur — Overheersende cultuur in een samenleving.
- Subcultuur — Groep binnen de samenleving met eigen kenmerken.
- Tegencultuur — Groep die zich afzet tegen de dominante cultuur.
- Referentiekader — Bril van waarden en normen waardoor je situaties beoordeelt.
- Sociale ongelijkheid — Ongelijke verdeling van macht, geld en invloed.
- Gender — Culturele ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid.
- Rolpatronen — Verwachtingen over gedrag van mannen en vrouwen.
- Etniciteit — Afkomst.
- Migratieachtergrond — Iemand of diens ouders zijn in het buitenland geboren.
Action Items / Next Steps
- Leer de belangrijkste begrippen uit paragraaf 1.
- Vergelijk verschillen tussen dominante cultuur, subculturen en tegenculturen.
- Oefen met voorbeelden van generatieconflicten en referentiekaders.