Super leuk dat je weer kijkt. Nieuwe reeks video's, maar dan over het thema pluriforme samenleving. Dus de allernieuwste versie. Waarbij ik natuurlijk ook heb gekeken naar de audioproblemen die er waren bij de andere video's.
Ik heb daar echt proberen verbeteringen aan te brengen. Dus ik hoop nu dat alles nog beter hoorbaar is. Dat mijn stem nog beter hoorbaar is. En anders laat het vooral weten.
En dan kijk ik hoe ik weer dingen kan verbeteren. Overigens, donaties en dat soort dingen. Ja, daar heb ik allemaal geen behoefte aan. Dat vind ik allemaal heel erg aardig van jullie.
Maar waar jullie mij het meeste mee helpen is... Druk alstublieft op die abonneer knop en duimpje omhoog en deel deze video's. Zodat ik nog meer klasgenoten kan bereiken.
Dan help je mijn kanaal en dan help je mij het meeste mee. Nu terug naar die lesvideo. Het allereerste hoofdstuk. De spluriforme samenleving.
En dan worden verschillende dingen besproken. In de eerste plaats gaat het over het begrip cultuur. Cultuur wordt heel vaak geassocieerd met het begrip geloof.
Maar dat is slechts een onderdeel van de cultuur. Cultuur is gewoon een ontzettend groot begrip. En dan vallen alle waarden, alle normen, alle gebruiken, alle gewoontes onder. Als je het hebt over waarden, dat zijn principes die mensen heel erg belangrijk vinden.
Dus bijvoorbeeld vrijheid vinden ze heel erg belangrijk. Eerlijkheid vinden ze heel erg belangrijk. Dus dat zijn begrippen die mensen proberen na te streven, principes.
En bij normen gaat het om regels. Bepaalde regels die wij met elkaar afspreken. En die daardoor dus heel erg gewoon zijn geworden. Dus als je het hebt over cultuur.
Ja kijk, met oud op nieuw, dan gaan we oliebollen eten. Als iemand een babytje heeft gekregen, dan zie je vaak in de tuin een bord. En als je daar op bezoek gaat, dan neem je een cadeautje mee. Maar dan zie je vaak ook een bord, of sorry, dan ga je ook bij die mensen beschuit met muisjes eten. Dat zijn allemaal onderdelen van die cultuur.
Dus we praten in het boek dan ook over cultuurkenmerken. En cultuurkenmerken, dat zijn zaken waaraan je die cultuur kunt herkennen. En heel typerend voor onze cultuur is bijvoorbeeld de vrijheid die wij willen hebben.
Dus onderling vrijheid. hebben maar ook tolerantie is dat je bijvoorbeeld elkaar respecteert elkaar accepteert dus cultuurkenmerken daarbij gaat het over de kenmerken van een cultuur waar kun je een cultuur aan herkennen deze die heb ik besproken cultuur is dus een ontzettend omvangrijk begrip dominante cultuur wordt ook besproken dat is de overheersende cultuur dat is de groep mensen de meeste mensen in het land die deze cultuur eigenlijk aanhangen Dus dat die daarvan uitgaan. Nederland, ja de Nederlandse cultuur. Maar tegelijkertijd heb je ook groepen mensen die onderling op een bepaalde manier met elkaar omgaan, wat net afwijkt van die dominante cultuur. En dat kan bijvoorbeeld zijn in de manier waarop ze met elkaar praten, in de hobby's die ze bijvoorbeeld hebben of de gebruiken die zij bijvoorbeeld bezig, waar ze zich mee bezighouden.
Denk bijvoorbeeld aan carnaval, wat bijvoorbeeld niet in het hele land wordt gevierd. Maar ook bijvoorbeeld de kledingstijl die ze hebben. Je ziet dat ook vaak soms terug. Je ziet dat vaker terug in het dorp. waarbij mensen zich net anders kleden ten opzichte van datgene wat de meeste mensen in Nederland aanhangen.
Dus in die zin praten ze over de dominante cultuur, de meest aangehangen cultuur, dus de Nederlandse cultuur. Bijvoorbeeld Koningsdag, dat vieren we in het hele land. Terwijl carnaval, dat wordt niet overal gevierd in het land. Dus daarmee praat je over een subcultuur.
En die twee kunnen heel mooi met elkaar samenleven. Dus niet zozeer dat zij zich met geweld afzetten tegen die dominante cultuur. En besef je ook dat mensen zich vaker...
plaats kunnen nemen in meerdere subculturen. Kijk, aan de ene kant ben jij misschien student. Maar aan de andere kant ben je ook Limburger.
En misschien ben je ook wel een sporter. Dus dat zijn allemaal drie subculturen waarin jij kunt zitten. Maar tegelijkertijd doe jij ook mee aan die Nederlandse dominante cultuur. En ga jij bijvoorbeeld ook op Koningsdag met je ouders of met vrienden naar de jaarmarkt toe.
Ik zeg maar eventjes wat. Dus je subculturen, daar kun je in meerdere zitten. En dat is een cultuur die net wat afwijkt van die doormat.
cultuur. In het boek tegen cultuur komt het minder nadrukkelijk naar voren, maar die mensen die zetten zich echt duidelijk af tegen die dominante cultuur, waarbij geweld bijvoorbeeld helemaal niet wordt geschuwd, maar ook het overtreden van de regels ook helemaal niet wordt geschuwd. Dus ja, dat vinden ze niet erg om dat bijvoorbeeld te doen.
Dus die staat haaks, dus eigenlijk puur het tegenovergestelde van die dominante cultuur. Tolerantie dat is een van die cultuurkenmerken, dus eigenlijk zaken waar je de Nederlandse cultuur kunt herkennen. Acceptatie dat mensen anders zijn, denken en doen.
Dat is in ieder geval gebruikelijk in Nederland. Daar gaan we vanuit bij de mensen. Dan zeggen ze eigenlijk heel kort iets over de verschillen tussen stad en platteland. Er zijn heel duidelijke verschillen. Als je gaat kijken naar het samenhorigheidsgevoel.
In hoeverre voelt men zich een groep. Kijk in de stad, dat is een grotere groep. Die groep die kent elkaar minder goed.
Omdat het zo'n grote groep is. Dus men is anoniemer. Waardoor ook minder gehechtheid is tussen de mensen onderling. Men spreekt elkaar ook zo.
Dus veel mensen... ...snel aan dan bijvoorbeeld in een dorp waarin je veel minder anoniem bent. Omdat juist, het is een kleine gemeenschap, men kent elkaar, men spreekt dus elkaar ook veel sneller aan.
Dus je ziet hele duidelijke verschillen tussen de ene kant stad en platteland. Tussen jong en oud zijn natuurlijk verschillen. Er wordt gesproken over generatieverschillen. Jullie krijgen nu bepaalde dingen mee die voor jullie vanzelfsprekend zijn.
Terwijl jouw ouders of opa en oma ook bepaalde dingen hebben meegekregen die voor hen vanzelfsprekend zijn. Zaken die kunnen nog wel eens een keertje met elkaar botsen. En dan praat je over een generatieconflict. Denk bijvoorbeeld aan het tijdstip waarop jij denkt thuis te mogen komen. En je ouders of je opa en oma, hoe zij daar bijvoorbeeld tegenaan kijken.
Referentiekader, dat heeft te maken met een zogenaamde bril. Waarmee je naar bepaalde situaties kijkt. Iedereen die ziet dezelfde situatie. Maar het kan toch zijn dat de ene er zo over denkt. Dus dat is zijn of haar mening.
En de andere persoon denkt er op een hele andere manier over. En dat komt... Onder je referentiekader. En dat referentiekader, dat is een zogenaamde bril, die wordt gevormd door al jouw waarden, normen, gebruiken en gewoontes.
Dus al die zaken die jij hebt meegekregen. Dus bijvoorbeeld iemand die heel erg hard een boer laat, dan kan de ene van zeggen van dat is niet normaal. Terwijl de andere zegt van, ja ik vind dat wel kunnen.
Dat heeft te maken met dat referentiekader. Wat is nou eigenlijk meegegeven aan die persoon? Wat vindt die persoon nou eigenlijk normaal? Wat vindt die andere persoon normaal?
En maatschappelijke positie, dus de plek die je inneemt in de maatschappij, die wordt door een aantal zaken bepaald. Dat heeft bijvoorbeeld te maken met je opleiding, dat heeft bijvoorbeeld te maken met het geld wat jij verdient. Dus dat bepaalt mede jouw positie in die samenleving.
En in het boek vertellen ze ook dat die positie die jij inneemt, die heeft ook invloed op hoe jij je gaat gedragen. Dus bijvoorbeeld iemand die een hele hoge positie bekleedt binnen een bedrijf, ontzettend veel geld heeft, Die heeft ook bijvoorbeeld andere... hobby's dan bijvoorbeeld iemand die de tegels ergens legt.
Besef je wel eigenlijk dat die teksten in het boek heel erg zwart-wit zijn. Voor het grootste gedeelte komen ze overeen, maar er zijn natuurlijk altijd mensen die net niet binnen dat plaatje passen. Maar ze geven heel duidelijk aan dat de positie die jij inneemt, dat zegt ook iets over de manier waarop jij je gaat kleden, de manier waarop jij gaat praten of welke hobby's waar jij bijvoorbeeld bijvoorbeeld mee bezig bent. Kijk, we zien iemand die ontzettend veel geld heeft, veel eerder...
dan bijvoorbeeld een gezin waar ontzettend weinig geld wordt verdiend. En die het heel erg moeilijk hebben om bijvoorbeeld rond te komen. Dus de positie die je inneemt heeft zeker invloed op je levensstijl en andersom natuurlijk ook. Bedrijfscultuur wordt heel weinig over verteld, maar je ziet dat in bepaalde bedrijven moeten ze echt in het pak komen. Terwijl bij een ander bedrijf kun je gewoon in je spijkerbroek en je gewone trui naartoe komen.
Je kunt ook gewoon heel makkelijk met de baas praten. Terwijl in een ander bedrijf is de afstand tussen... De persoon boven je ontzettend groot. En dan niet zozeer letterlijk.
Maar bijvoorbeeld dat je die persoon niet zo snel gaat aanspreken. Of dat de pauzes gescheiden zijn van leidinggevende en uitvoerende medewerkers. Het heeft allemaal te maken met de bedrijfscultuur. Sociale ongelijkheid. Dat heeft te maken met dat macht of geld of invloed.
Dat dat ongelijk is verdeeld in de samenleving. En dat zien we in Nederland. We zien dat mensen soms ontzettend veel macht hebben.
Dat komt bijvoorbeeld door het geld wat ze hebben. of de plek die ze innemen. de maatschappij, een minister bijvoorbeeld, ten opzichte van een stratenmaker die natuurlijk minder geld heeft en minder kansen heeft om bijvoorbeeld een politieke partij aan te spreken dan een minister. Nou, men en vrouwen verschillen niet alleen door DNA, het heeft ook te maken met gender.
En gender, dat zijn eigenlijk, je cultuur die geeft ook iets mee hoe mannen en vrouwen zich moeten gedragen. Kijk, je ziet nu, of in ieder geval vroeger zag je heel erg, jongens die moeten spelen met oude Meisjes die moeten spelen met poppen. Dus vanuit de cultuur geven we ook mee hoe jongens en meisjes zich moeten gedragen. Bijvoorbeeld als het gaat om uitgaan, dan gaat de jongen dat meisje gaan uitvragen en niet andersom.
Terwijl dat kan ook door de tijd heen veranderen. Dus er zijn ook echt hele duidelijke verschillen hoe wij tegen een man aankijken, hoe wij tegen een vrouw aankijken. En dat wordt bepaald door je cultuur. En dan praat je dus over het begrip gender. Rolpatronen, dat heeft ook dus...
Dus te maken met wat verwachten wij nu eigenlijk van iemand hoe die zich gedraagt. Dus een meisje die zou dan in de klas zich heel rustig moeten gedragen. En nu denk jij, waar slaat dat op?
Inderdaad, waar slaat dat op? Je ziet dus dat zaken veranderen. Dus wij hebben bepaalde ideeën over hoe een jongen zich moet gedragen.
Maar ook bijvoorbeeld hoe een meisje zich moet gedragen. En dat heeft te maken met de begrippen of het begrip rolpatronen. Emniciteit, dat heeft te maken met je afkomst.
Allochtonen en autochtonen, dat heeft te maken met mensen die bijvoorbeeld in een ander land zijn. geboren jij bent een ander Of je ouders zijn in een ander land geboren, dan praten ze over het begrip allochtoon. En allochtoon, dat zijn de mensen die gewoon, de ouders die zijn dan in Nederland geboren.
Het punt is alleen, allochtoon heeft in de loop der tijd een hele negatieve lading gekregen. Je ziet ook een hele duidelijke tweedeling tussen de ene kant Nederlanders, autochtoon en allochtonen. En die negatieve lading, dat is niet zo fijn. Mensen voelen zich anders benaderd. En daarom heeft men gekozen voor andere begrippen.
Dus je moet je ook beseffen... waarom ze gekozen hebben voor die andere begrippen, vanwege die negatieve lading van allochtoon. En om welke begrippen gaat het dan?
Dan gaat het over Nederlanders, mensen uit Nederland met een Nederlandse achtergrond, en mensen met een migratieachtergrond. Dus die termen gebruiken ze nu veel meer, bijvoorbeeld in krantenartikelen, dan de begrippen allochtoon en autochtoon. Dat staat hier genoemd. Er zijn hele duidelijke verschillen in godsdienst.
Ik denk dat ik daar niet per se bij nodig ben, dat je dat op zich wel uit je hoofd kan leren. en gebruiken en gewoontes. Dat heeft ook een kwestie te maken met loslaten. Dus je ziet ook bijvoorbeeld dat mensen die naar Nederland toe komen, is dat die bepaalde gebruiken nog altijd aanhangen, maar dat die ook vaak bepaalde dingen loslaten. En dat geldt natuurlijk ook voor de Nederlandse cultuur.
Je ziet dat vroeger, ja, dan was men ook heel erg bezig met het fenomeen vasten. Maar nu tegenwoordig, ja, ik denk dat weinig mensen daar nog aan meedoen aan het vasten, het fenomeen vasten binnen het christelijk geloof. Dus het geloof...
is ook een kwestie van loslaten. Je ziet dat mensen daar zaken ook loslaten. En cultuur tenslotte is dynamisch en dat heeft te maken met de tijd door de tijd heen. Mensen veranderen.
Dus mensen laten bepaalde dingen binnen een bepaalde cultuur vallen of laten juist dingen terugkomen in een bepaalde cultuur. Ik moet het wat duidelijker vertellen. Je ziet soms dat bepaalde dingen verdwijnen. Roken, dat was bijvoorbeeld vroeger vanzelfsprekend. Dat was op zich niets ergs aan, op zich gewoon normaal.
Maar nu het is... Tegenwoordig, ik denk dat veel mensen roken zien als nat dam, dus dat het eigenlijk niet hoort. Dus je ziet dat de cultuur door de tijd heen verandert. En ook per plek verandert dat. Dat is wat ze bedoelen met cultuur is dynamisch.
Nou, waren de belangrijkste begrippen uit paragraaf 1? Heb je zoals altijd vragen? Laat ze dan vooral achter, dan zal ik daar ook antwoord op geven. Jongens, meisjes, tot de volgende uitleg.
Tot ziens!