Dit is de introductie van het Newman Systems Model. In deze introductie worden de drie gecombineerde theorieën uitgelegd die samen het model beschrijven. In deze introductie wordt niet ingegaan op de methodiek van het werken met het Newman Systems Model.
Daarvoor komt nog een tweede video. Veel plezier. Voor vragen kunt u zich richten tot Marloede Kuiper.
marloede.kuiper.nl Dit is het webcollege over het Neuromassistums model. Het college wordt opgenomen op de Hogeschool Utrecht door Marloede Kuiper. Ik ben docent aan de masteropleiding en er zijn drie docenten hier.
lees je volgen, dus als je iemand een vraag wilt stellen dan zou dat kunnen. Maar in principe zie je mij niet, je ziet alleen de dia's. Ja, het Neomassistums model is een model dat ontwikkeld werd in de jaren 70 en 80, zoals eigenlijk alle verpleegkundige modellen.
Alle verpleegkundige modellen gaan over dezelfde vier. Vraagstukken en die vraagstukken zijn hoe kijken wij naar mensen, hoe verhouden mensen zich tot hun omgeving, hoe gaan mensen om met gezondheid en ziekte en hoe verhouden we... een hoop verleners zich tot die drie vraagstukken. In het Human Systems Model ligt daarbij de nadruk heel sterk op de interactie en het is dan ook een zogenaamd interactiemodel.
Het actiemodel wordt ervan uitgegaan dat de hoopverlener invloed kan uitoefenen, niet alleen op de gezondheid en ziekte en het omgaan met de omgeving, maar vooral ook op de manier waarop de cliënt daar zelf in staat. Dus doordat hij zelf een probleem niet aan kan zoeken, zoekt hij hoop en de hoopverlener gaat proberen dat voor hem te verbeteren in samenwerking met de cliënt. Maar soms kan het niet in samenwerking, soms gaat het over andere maatregelen. Daar kom ik nog op terug. Het Neomers Systems model bestaat uit drie theorieën.
De systeemtheorie, dat is een theorie die beschrijft een wereldbeeld, dus die beschrijft de wereld vanuit een bepaald perspectief. de wereld als een samenstel van systemen, kom ik zo op terug, het stresscoping model en het preventiemodel en ik zal ze behandelen in die volgorde. Eerst het systeemmodel.
Systeemtheorie. Stel dat alle dingen die wij waarnemen kunnen waargenomen worden als open systemen. Bijvoorbeeld een mens kan gezien worden als een open systeem. Elk mens is open. zijn omgeving, heeft interactie met zijn omgeving, elke mens heeft invloed op zijn omgeving en de omgeving heeft invloed op hem.
Elk mens bestaat weer uit andere systemen en mensen bestaan bijvoorbeeld uit hun spijsverteringssysteem of hun Neurologische systeem. En elk mens maakt onderdeel uit van een systeem. Een familie, een werkkring, een team, een buurt. Mensen maken deel uit van verschillende systemen.
En die systemen maken weer deel uit van een groter systeem. Al die systemen zijn dus met elkaar verbonden. En ze beïnvloeden elkaar in potentie. En die invloed kan natuurlijk positief zijn of negatief.
Dat is maar net hoe je daar naar kijkt. En systemen hebben een aantal hele belangrijke kenmerken. Bijvoorbeeld, een systeem is altijd aan het leren. Een systeem is voortdurend in interactie met zijn omgeving.
En daar doet hij informatie uit op en daar leert hij van. En een systeem groeit ook altijd. Wij moeten eten om te kunnen groeien.
Of drinken, of dingen ondernemen, bewegen. aan het groeien, een systeem is altijd aan het leren en een systeem wat niet leert, wat niet groeit, wat stilstaat, een systeem wat gesloten is, dat is op weg naar de dood. Een kenmerk van ouderdom is dat het systeem zich afsluit. Hoe ouder mensen worden, hoe meer ze zich gaan afsluiten. Ze worden dover, ze zien minder, ze hebben geen zin meer in eten, ze vinden gauw dingen druk, ze trekken zich een beetje terug.
Het systeem wat zich afsluit is op weg naar de dood. Het systeem wat zich openstelt en wat nog voortdurend leert en dus voortdurend verandert is in leven. Is eigenlijk min of meer gezond.
Zolang een systeem nog kan leren, zolang een systeem dus dynamisch is en in verandering is het gezond of op weg naar gezondheid. Systemen, doordat ze voortdurend zijn, zijn ze niet meer zo'n systeem. Durend leren, doen dat in de vorm van patronen. Dus je hoeft niet elke keer uit te vinden, hoe moet ik hier iets van leren?
Wat moet ik nu eten? Wat moet ik nu doen? Je ontwikkelt patronen in de loop van je leven. En degene die je nu bent in het hier en nu, dat is niet alleen degene die je geworden bent in de loop van je leven, de patronen die je hebt geleerd in je verleden. Maar in het hier en nu word je ook sterk bepaald door hoe je naar de toekomst kijkt.
Dus je toekomst, je dromen, de wensen die je hebt, de ideeën die je hebt over wat goed voor je is en wat niet, die bepalen ook heel sterk het hier en nu. Dus in het hier en nu... is er soms een gevecht tussen wat je in het verleden hebt geleerd en wat je moet leren om in de toekomst nog gezond te blijven. En met gezond wordt hier bedoeld welbevinden.
Dus in het Human Systems Model is gezondheid hetzelfde als welbevinden. Gezondheid is dus een zuiver, subjectief begrip. Zolang iemand zich welbevindt, zolang iemand in harmonie is... Met zichzelf, met de anderen, kom ik zo nog op terug, zo lang is hij gezond in de ogen van het human systems model.
Wie je bent wordt dus niet alleen bepaald door patronen, maar het wordt ook bepaald door de manier waarop die patronen zich in jou manifesteren. Want jij bent een uniek wezen. Je bent wel uniek, maar voor de buitenwereld en voor jezelf ben je op een bepaalde manier voorspelbaar. In je uniciteit ben je voorspelbaar. We zeggen, ja, dat is nou echt iets voor jou.
Of we zeggen, nou, ik vind het helemaal niet bij je passen. Dat staat je niet. Dus je bent uniek, maar op een min of meer voorspelbare manier.
Die patronen die je hebt ontwikkeld, de manier waarop je omgaat met de wereld en met jezelf, dat is een efficiënte manier om niet steeds het wil uit te hoeven vinden. En tegelijkertijd is dat een valkuil. Want daardoor kun je de neiging hebben de dingen steeds op dezelfde manier te doen.
En dat zou betekenen dat je niet aan het leren bent. Dan ben je... je niet meer gezond, in systeemtheorie. Dan neem je wel bevinden af. Dus je moet zowel kunnen leunen op de patronen die je hebt ontwikkeld, om snel en efficiënt te kunnen leven, maar je moet ook steeds nieuwe dingen kunnen leren om gezond te blijven.
De voortdurende afwisseling tussen doen wat je altijd deed en nieuwe dingen doen, die maak je tot een uniek menselijk wezen. Of je dat doet, terugvallen op patronen die je al had ontwikkeld en het aanleren van nieuwe dingen, of je dat doet, dat heeft heel erg te maken met je perceptie, de manier waarop je de wereld ervaart. Dat noemen we taxatie. Dus je komt in een situatie, je schat in, vaak onbewust, op een onbewust niveau.
Oh, kan ik hiermee omgaan? Ja, dat kan ik. En dan doe ik het zo. Of, kan ik hiermee omgaan?
Ja, dat kan ik. En dan doe ik het zo. Kan ik hiermee omgaan? Dan moet ik iets nieuws leren, want dat kan ik nog niet. Dus ga ik proberen het nieuws te leren.
Of je besluit, nee, je kan het niet meer omgaan. Ik loop weg. Ik ga het niet aan. Die vraag doet zich niet altijd voor, je hebt niet altijd de keus.
Maar zo is het wel. Met patronen is het zo, dat het heel vaak lijkt alsof je helemaal geen keus hebt. En stel je voor, je zit... Je zit aan het strand, het hagenwitte strand. De zon schijnt.
Je gaat langzaam onder. Er zit een leuke man naast je. En een glaasje wijn.
Hoe lang is dat leuk? Zou je die situatie voor? Hoe lang houd je dat vol?
Hoe lang kun je volmaakt gelukkig zijn? Een minuut? Twintig seconden?
Een uur? Hoe lang duurt het meestal dat je volmaakt gelukkig bent? Je ziet, het volmaakte geluk, dat willen we wel bereiken. Maar als we het hebben, gaan we weer wat anders doen.
We gaan weer opstaan, eten, andere kleren aan, met iemand kletsen. Dus het is niet het geluk wat we zoeken. Maar wat we zoeken is het zoeken naar geluk. Daar worden we namelijk slimmer van.
En wijzer, en handiger, en volwassener. Ja. Dus het is niet het geluk wat onze natuurlijke staat is. Onze natuurlijke staat is het zoektocht, de zoektocht naar geluk. En die zoektocht naar geluk, die zoektocht naar dat wat misschien best vaak zich voordoet, of juist helemaal niet, maar dat voortdurende zoeken, dat zorgt ervoor dat we steeds meer, slimmer, gedifferentieerder, gespecialiseerder en gelukkiger worden.
Dat is eigenlijk het voornaamste kenmerk van systeemtheorie. Het voornaamste kenmerk is dat systemen zich gedragen volgens patronen. Dat die patronen wel uniek zijn, maar tegelijkertijd voorspelbaar.
Dat je in die patronen ook overeenkomt met systemen die op jou lijken. En dat die patronen vooral dienen om jezelf te ontwikkelen, om steeds verder te komen. Helaas is het zo dat we heel vaak in situaties komen waarin we eigenlijk niet weten hoe we met de situatie om moeten gaan.
We komen voortdurend in situaties waarin we niet weten hoe we met de situatie om moeten gaan. altijd zo dat de situatie onze kracht te boven gaat. Veel wordt ook gebruik gemaakt in systeemtheorie van de termen draaglast en draagkracht.
Een situatie kan onze draagkracht te boven gaan, eenvoudig omdat de draaglast last van die situatie te hoog is. In zo'n geval kan het zijn dat je beschadigd raakt. We noemen dat een stressor. Als een situatie, een gebeurtenis, iets of iemand zich in contact komt met het systeem en het systeem kan niet met die situatie omgaan, de draaglast is groter dan de draagkracht, dan zal op een of andere manier die stressor het systeem binnenkomen.
Bijvoorbeeld, je hebt een tentamen gemaakt en je zakt. Dan heb je stress. Hoe moet ik het dan doen? Je weet niet hoe je de situatie op moet lossen.
Je hebt het niet goed genoeg gedaan, maar je weet niet hoe je het wel moet doen, anders had je het meteen gedaan. In zo'n situatie is de stressor het systeem binnengedrongen en het systeem probeert uit te zoeken hoe moet ik hiermee omgaan. We gaan eerst iets proberen wat we vroeger hebben geleerd. Huilen. Na een tijdje komen we erachter.
Huilen helpt niet. Nog iets wat we vroeger hebben geleerd. Oké, boos worden.
Die stomme docenten en het examen klopt niet. Helpt ook niet. Weer iets anders wat we vroeger hebben geleerd. Oké, zet het van je af.
Ga iets leuks doen. Ga nieuwe schoenen kopen. Helpt eventjes, maar ook dat gaat niet lang goed. We moeten dus blijkbaar iets leren. Nou, dan kun je hulp zoeken.
Maar soms kom je er ook zelf achter en kun je het alleen oplossen. En, zo gauw je weet wat je wel moet doen, is het opgelost. Nou, dat kan dus in psychologisch opzicht, zoals ik net heb geschetst. Het kan een fysiologische stressor zijn. Je hebt griep op de een of andere manier opgelopen.
En je hele lichaam gaat zich daartegen verzetten. En uiteindelijk zal dat wel weer lukken. Dus het omgaan met stressoren is bijna altijd iets wat we kunnen leren. Dat hoeft niet eens. Er zijn ook een heleboel stressoren waarvan we van tevoren zorgen als maatschappij dat ze zich niet aan je voordoen.
Dus dat noemen we preventie. En primaire preventie noemen we al die dingen waarbij we ervoor zorgen dat je het eigenlijk niet eens merkt dat die situatie stressvol is. Bijvoorbeeld we halen vaccinaties. Al die ziektekiemen die wel er zijn, daar worden we niet ziek van.
Of voor primaire preventie zorgen dat je genoeg slaap krijgt. Genoeg te eten krijgt, maar niet te veel. Genoeg leuke dingen doet, zodat je kunt balanceren met de dingen die wat moeilijker zijn. Primaire preventie, het voorkomen van stress, kan dus iets zijn wat de maatschappij voor ons regelt. Of wat jij zelf kunt regelen, wat je hebt geleerd in je jeugd en wat je gewoon kunt doen.
Niet iedereen heeft dat goed geleerd. Sommige mensen moeten dat opnieuw leren. Maar het is wel iets wat je vaak kunt leren. Primaire preventie gaat over al die situaties waarin je de situatie, die is wel stressvol, maar die kun je aan.
Die kun je bestrijden. Als je het niet aan kunt en zo'n stressor heeft meer impact op je, dan raak je beschadigd. Bijvoorbeeld, je gaat skiën en je breekt je been. Daar heb je niet voor kunnen voorkomen.
Je hebt je best gedaan. Dure schoenen, dure skis, duur pak. Voorzichtig. Je gedragen, maar het is niet gelukt en je been is gebroken.
Nu blijkt dat ons lichaam in dit geval zich heel goed kan verweren daartegen. Je lichaam gaat te repareren. Of je hebt vijf jaar verkering gehad met een leuke jongen en hij maakt het uit. Je hart is gebroken, je voelt je ziek, je kan alleen nog maar huilen, maar er komt een dag dat je er overheen denkt, dat het gerepareerd is.
Misschien moest je nieuwe dingen leren, maar het is je gelukt. Of een vriendin verhuist en het slaat een enorm gat in je sociale leven. Maar na een paar jaar heb je nieuwe vriendinnen en is je sociale leven weer goed.
Je hebt de situatie gerepareerd. In deze dia zie je de vijf variabelen die Newman heeft aangebracht in het model. Je zou net zoveel variabelen kunnen nemen als je wilt. En het is ook die variabelen overlappen sterk.
Het is niet goed om ze te scheiden, dat moet je ook niet willen. Het is meer een soort checklistje. Dus je ziet fysiologische variabelen, lichamelijke.
Je ziet psychologische variabelen. En die psychologische variabelen gaan over de interpretatie van je waarneming. Dus niet wat je ziet, maar hoe je dat ziet.
De ontwikkelingsbepaalde variabelen. Die gaat over wat je hebt geleerd in je leven. En wat je moet leren in je leven, als het ware vanzelfsprekend.
Als je 18 bent moet je een vak gaan leren. Als je rond de 30 bent ga je meestal een gezinsdicht. Er zijn patronen in de ontwikkeling van mensen die universeel zijn en tegelijkertijd heel uniek.
Er zijn sociaal-culturele variabelen, die gaan over de rollen en de relaties en de rituelen die mensen hebben. En de laatste, en dat is de belangrijkste volgens Newman, is de spirituele variabele. En die gaat over de betekenis die je geeft aan alles wat je hoort, ziet, meemaakt, alles wat er met je gebeurt.
Spirituele variabele gaat over de manier waarop je hoop, vertrouwen, liefde kunt ervaren in je leven. En de definitie van spiritualiteit is... De ervaring van harmonieuze verbondenheid, zowel met jezelf als met andere mensen, als met de wereld om je heen, als wel misschien met een hoger macht.
Religie is maar een heel klein onderdeel van de spirituele variabelen. En religie kan zowel een positieve als een negatieve invloed hebben op die spiritualiteit. Spiritualiteit gaat over een toekomst kunnen zien.
Want wij leven vanuit de toekomst die we voor ons zien. We geven ons leven in het nu-vorm, in de richting van de toekomst die we willen creëren. Dus de spirituele variabelen die bepaalt...
of al die andere variabelen betekenis voor je kunnen hebben. Of je het ziet zitten, met andere woorden. Een stabiel systeem is dus altijd dynamisch, veranderlijk en in interactie met de omgeving. En elk systeem is toenemend in complexiteit. Dus elk systeem wordt steeds slimmer, zou je kunnen zeggen.
Hoe systemen op elkaar reageren, wordt genoemd input, throughput en output. Dus ik zie iets, dat is input, daar denk ik over na of daar reageer ik op, throughput. Als output geef ik dan een reactie naar de wereld om me heen. Dus ik zeg, oh wat is dat mooi.
Of, oh wat een lelijke jurk. Of, oh een rare schoenen. Input, throughput, output.
Outroepoet en output zijn dus zeer, zeer, zeer subjectief. Dit plaatje is bedoeld als illustratie. Je kunt dit plaatje zien als het hoofd van een eend. En je zou het ook kunnen zien als de kop van een konijn. Ik weet niet of dat lukt, maar probeer het eventjes.
Systemen kunnen dus heel veel leren, kunnen dus heel veel inzicht krijgen in de manier waarop je het kunt leren. waarop zij de wereld waarnemen, doordat ze feedback krijgen. Dus het systeem komt in aanraking met een ander systeem, hoort iets of ziet iets, merkt iets, voelt iets, geeft throughput en output en dan reageert het. Dat andere systeem ook weer door input, throughput, output. En zo ontstaat feedback.
Zo leren mensen niet alleen elkaar kennen, ze leren vooral zichzelf kennen. Door de interactie met andere mensen leer je over jezelf. Je neert over je eigen patronen.
Je kookt voor mensen die komen eten en dan zegt een van de gasten, wat kun jij toch altijd lekker koken? Dan ga je denken, oh, nou, ik ben blijkbaar een goede kok. En de volgende keer dat iemand zegt, oh, jij kookt... Koekt altijd zo lekker, dan denk je nog meer, misschien word ik wel een goede kok later. Dan krijg je meer belangstelling voor koken, je gaat vaker koken.
Zo wordt je systeem dus ontwikkeld in die richting. Bijvoorbeeld, door die feedback over patronen leer je jezelf kennen als iemand die uniek is, maar op een voorspelbare manier. We praten in systeemtheorie over systemen, dus mensen, maar ook wij. familie's, organisaties, bedrijven in termen van energie.
Dus een systeem dat gezond is, dat in welbevinden verkeerd, heeft energie. En systemen moeten eigenlijk altijd op de een of andere manier een klein beetje energie over hebben. Dan zijn ze bestand tegen alles wat er op ze afkomt.
En eigenlijk is dus primaire preventie niet eens zozeer het voorkomen van ziekte door vaccinaties en schoon drinkwater en dergelijke. Maar veel meer door te zorgen voor een surplus, voor iets te veel aan energie. Dus je creëert reserves.
Daardoor ben je gezond. Een systeem moet dus reserves hebben. Maar niet te veel en niet te weinig. Elke interactie heeft dus invloed op het systeem en door elke interactie zal ook de relatie met het andere systeem veranderen. Wat primair moet gebeuren is dat interacties geordend moeten worden.
Dus als je iemand tegenkomt ga je meteen onbewust, op onbewust niveau meestal, maar ook vaak bewust, ordenen. Je probeert de situatie zo te ordenen dat je hem niet meer kunt ordenen. snapt dat je grip op hebt dat je er iets mee kunt en je neemt eigenlijk niet alles waar je neemt aan wat je nou aan kunt als je iemand ziet ga je meteen betekenis geven oh die is aardig Of, oh, die is eng. Of, meestal in termen van bedreiging of niet bedreiging.
Dat is een manier van ordenen. En zo is het ook met onze gezondheid. Als je bijvoorbeeld in je hand snijdt, ga je meteen denken, oh, hoe ernstig is het?
Moet ik naar de dokter of kan ik er zelf een pleister op doen? Je probeert eerst te ordenen. Kan ik het aan? In termen van draaglast en draagkrijg. Als je dat gaat ordenen, dan ben je weer meester van de situatie, dan kun je het weer aan en dan kun je er weer verder mee.
Situaties die je niet kunt ordenen, die zijn dus chaotisch. Chaos kun je per definitie niet verwerken, daar kun je niks mee. Dus wat een systeem doet is proberen te ordenen.
En mensen die dus in een situatie terecht zijn gekomen waarin ze niet kunnen ordenen, die te groot voor ze is of te moeilijk, hebben ze nooit eerder meegemaakt. Die zullen zich dus heel slecht voelen. Die kunnen bijna niet streven naar welbevinden.
Dat zie je heel veel bij mensen die plotseling een ziekte krijgen. Ze zijn chaotisch, ze stellen alsmaar dezelfde vraag. Het lijkt net alsof de informatie niet overkomt.
Het ordenen lukt niet. Het gebeurt ook veel met mensen die uit het buitenland komen, in Nederland, of andersom, Nederland in het buitenland. Als ze hun enkel maar verstuiken, dan is toch alles chaos. Dus de eerste stap op weg naar welbevinden is altijd ordenen. Op de een of andere manier.
Of jij of die ander. Iemand moet helpen met ordenen. Anders is er geen welbevinden.
Omdat we natuurlijk onszelf wel kennen, maar niet in die zin dat we ook alles van onszelf weten. We kennen niet al onze eigen patronen. Zullen we vaak reageren op een manier die voor ons vanzelfsprekend is.
En die we niet kunnen veranderen omdat we ons eigenlijk niet bewust zijn dat wij het doen. Het is geen keuze, het is een patroon. Dus dat zie je ook heel veel. Dat mensen reageren op een manier die ineffectief is.
Maar ze kunnen niet effectief reageren. Het is niet een bewuste keus geweest om op die manier te reageren. Heel veel patronen zijn onbewust, onderliggend.
En hebben eigenlijk, zijn daarom ook niet... ...beïnvloedbaar. Eigenlijk vind ik dat ik sneller moet gaan.
In elke ontmoeting van het ene systeem met het andere......is er altijd een dreiging van beschadiging. We zijn ons dat wel bewust... een onbewust niveau en daarom proberen we in elke ontmoeting met een ander systeem, dus in dit geval in elke ontmoeting van de ene mens met de andere, die dreiging van beschadiging zoveel mogelijk te vermijden.
Dus in de ontmoeting van, bijvoorbeeld als ik jou tegenkom of ik praat met jou, dan is er altijd een dreiging van beschadiging. Jij kunt iets zeggen waardoor ik mij gekwetst voel. Of je kunt droogelijk op mijn teen gaan staan. Of je kunt mij omver lopen.
Er zijn heel veel mogelijkheden. Ik kan dat allemaal bij jou doen. Ik kan iets zeggen waardoor jij je gekwetst voelt en verdrietigd en zelfs beschadigd.
Wat mensen doen om zich te wapenen. tegen die beschadiging in die voortdurende interactie met de omgeving, is een beeld creëren van heelheid. Dus je ontmoet mensen niet vanuit je kwetsbaarheid, vanuit je zwaktes en je onzekerheden.
Je ontmoet mensen vanuit een beeld wat je creëert van heelheid. En dat beeld wat je hebt van heelheid, dat is min of meer onbewust tot stand gekomen. En je wijnt jezelf misschien ook helemaal niet bewust wat voor jou het doormaakt. het dominante beeld van heelheid is, maar je zult die anderen op die manier tegemoet treden. Dus wat wij doen is voortdurend beelden creëren van onszelf als hele onbeschadigde wezens.
En dat doen we op duizend manieren. Doordat we ons haar kamersmorgens en een beetje mascara opdoen of een beetje lippenstift, of juist niet. Andere mensen zeggen, nou dat doe ik nooit, want dat is weer hun beeld van heelheid. Dus op duizend manieren, de jas die je aantrekt, doe je je huis inlichten, het eten wat je koopt. En allemaal draagt die bij aan jouw beeld van heelheid.
Dat noemen wij de gecreëerde omgeving. Dus elk mens leeft in de door hemzelf gecreëerde omgeving. En reageert ook op de manier die bij zijn gecreëerde omgeving past. Elk mens zal reageren op de ontmoeting met een ander systeem. vanuit de gecreëerde omgeving.
Alles wat je doet en zegt komt voort uit de manier waarop jouw werkelijkheid bestaat. Dat is nooit de werkelijkheid van de ander. Waar twee mensen elkaar ontmoeten en zeker in lastige situaties als cliënt en hulpverlener bestaan er ook twee beelden van heelheid die soms heel lastig met elkaar te verenigen zijn en ontmoeten is dus die beelden van heelheid op de een of andere manier delen zodat je samen verder kunt samen is als je elkaars beelden van heelheid kunt respecteren maar ook kunt gebruiken Want, heel kort gezegd, is ziekte, of een aandoening, of een probleem, of een wat dan ook, datgene waarmee mensen bij een hulpverlener komen, niet zozeer.
Een feitelijk probleem, maar een probleem van coping, van omgaan met. Als die ander met dat probleem kon omgaan, zou die het probleem niet hebben. Heel in het kort gezegd. Je hebt een probleem omdat je met iets te maken hebt. stressor waar je niet mee kunt omgaan.
Voor het omgaan met problemen moet je gebruik maken van je hulpbronnen. Hulpbronnen kunnen fysieke hulpbronnen zijn. Mijn oudste zoon, als hij met een probleem moet omgaan, gaat hij met iets zwaars sjouwen. Hij is heel sterk en van iets zwaars sjouwen wordt hij gelukkig.
Dan kan hij ordenen en dan kan hij weer met het probleem omgaan. Dat kan een psychologische hulpbron zijn. intelligentie heeft die kan vaak een probleem handiger oplossen dan iemand die dat helemaal niet heeft maar het kan ook ontwikkelingsbepaald zijn ik ken iemand met een heel laag IQ en maar die heeft geleerd structuren te creëren dus hij blijft net zo lang vragen tot hij een houvast heeft in de situatie en zo gauw die dat heeft kan het ook mee omgaan zegt hij oké dus ik moet vijf keer overstappen ja daar en daar en daar en daar En als hij dat weet, als hij die structuur ziet, dan kan hij daarmee omgaan. En dan is hij eigenlijk heel zelfstandig.
...zijn intellectuele vermogen dat eigenlijk niet toestaat, omdat hij heel goed kan ordenen. Zo heeft elk mens hele specifieke hulpronnen. Net zoals elk mens hele specifieke stressoren heeft. En tegelijkertijd delen we ook die stressoren en delen we ook die hulpronnen.
Die kunnen we van elkaar snappen. Alle systemen kunnen pas omgaan met een probleem als ze op de een of andere manier bereid zijn risico's te nemen, hun angsten onder ogen te zien, tijdelijk te leven met onzekerheid. met verschillen en zich flexibel opstellen. Maar heel vaak is dat helemaal geen goed idee.
Om efficiënt en effectief te leven moeten we juist rigide zijn. Moeten we de dingen doen zoals we ze altijd deden, want dat werkt het snelst en het best voor ons. Om efficiënt en effectief te kunnen leven moeten we ons veilig kunnen voelen en zekerheid hebben.
En ons bekend voelen met wat we zien. Een vastigheid creëren, vaste patronen. Elk systeem is voortdurend op zoek naar het evenwicht tussen die twee dingen.
Tussen rigiditeit en risico's nemen. Tussen veiligheid, je veilig voelen en je angstig voelen. Het heen en weer slingeren tussen die twee dingen. Dat is de opdracht die we hebben.
Kom je nou in een situatie die te veel voor je is, die je draagkracht overzeigt, dan voel je je dus angstig en onzeker. En dan zal het systeem de neiging hebben om juist terug te veren naar veiligheid en rigiditeit en vastigheid. Terwijl het dan juist belangrijk is om je open te stellen voor iets nieuws.
Dat is het grote probleem. Van het omgaan met stress, hoor. Je moet iets nieuws leren, want blijkbaar heb je dat niet geleerd, anders was het geen stress, hoor.
Maar je kunt het niet, omdat je je angstig en onzeker voelt. In dat dilemma, gesproken vanuit de hulpverlener, zit dus elke cliënt. Maar in dat dilemma zit ook elke hulpverlener. Want elke cliënt is weer nieuw. Er is nooit een cliënt die exact hetzelfde is als een cliënt die je eerder hebt gehad.
Elke cliënt daagt jou uit om de veiligheid en zekerheid en bekendheid die je net had opgebouwd in je vak weer los te laten en weer het risico te nemen. Oh, hoe moet ik dit aanpakken? Dit is nieuw.
Wat ga ik hiermee doen? Die wederkerigheid, dat je eigenlijk samen in hetzelfde schuitje zit, dat je elkaar beïnvloedt en dat je van elkaar kunt leren. Dat is die wederkerigheid die voortkomt uit gelijkwaardigheid tussen mensen, dat is het kenmerk van hulpverlenen.
Dus heelheid. En natuurlijk filosofisch gezien is niemand heel. Mensen zijn niet heel, mensen zijn op zoek naar heelheid, maar ze zijn het niet. Het is eigenlijk een soort oorlog tussen de rigiditeit die nodig is om de elementen... uit het verleden te behouden, de onzekerheid die nodig is om nieuwe structuren te ontwikkelen.
Open systemen hebben heel moeilijk te definiëren grenzen en daardoor is er tussen alle systemen onderlinge afhankelijkheid, maar ook onzekerheid. Onderlinge aansprakelijkheid. Mensen hebben ook een morele plicht om elkaar niet te beschadigen.
In dit model. En die heelheid die we willen, die we niet hebben, maar die we willen. Die geven we uitdrukking in symbolen. In hoe we eruit zien, in hoe we handelen, in de keuzes die we maken.
De heelheid is een expressie. Expressie in symbolen. Mensen drukken hun heelheid uit. Die ze misschien niet ervaren, maar die ze wel zouden willen ervaren.
Dat, hoe iemand zich uitdrukt, wat hij doet en zegt. Hoe hij zich kleedt, waar hij naartoe gaat, keuzes die hij maakt. Dat zijn allemaal symbolische expressies van heelheid. En die moeten dus zorgvuldig beschermd worden.
Mensen zijn niet heel, ze willen graag heel zijn. Maar als... Als we die symbolische expressie van heelheid beschadigen, maken mensen dus eigenlijk sneller nog beschadigd. Ze zijn het al, maar dan wordt het nog erger.
Dus er is ook dat voortdurende zoeken naar hoe laat ik jou heel, en tegelijkertijd, en hoe moet je dan toch veranderen, om weer bij welbevinden te kunnen komen. Dus, heelheid betekent dat we beschadigen moeten voorkomen. dat we reserves moeten ophouden en in stand houden. En dat we vooral altijd op zoek moeten zijn naar hoe kan ik op de een of andere manier hoop, vertrouwen, geloven hebben in de toekomst. Zodat we betekenis kunnen geven aan het hier en nu.
In de praktijk, het model is denk ik net zo complex als mensen zijn. De praktijk heeft de neiging tot oversimplificeren, tot het reduceren, de complexiteit. Van de wereld is echt niet handig als je snel en efficiënt problemen wilt oplossen. En dat zijn ook een bezwaar wat gemaakt wordt tegen het model.
Het is complex. Ik denk het andersom. Ik denk dat als je een complex model gebruikt voor complexe problemen, dan werkt het ook goed.
En als je een te simpel model gebruikt voor een complex probleem, gaat het niet werken. En bovendien, als je alles in kaart wilt brengen waar alle modernen naar streven, dat betekent nog niet dat je alles begrijpt of weet. Ik denk dat ik het hierbij wil laten.
Of zou ik dit nog afmaken? Want, nou, dat kan wel. In de praktijk is het natuurlijk zo dat niet alleen de cliënt, maar ook de hulpverlener... onderdelen van het gezondheidszorgsysteem. En dat je met z'n allen ook weer een systeem creëert en in stand houdt.
Dus met z'n allen ben je verantwoordelijk voor de manier waarop het systeem functioneert. Ook de neiging om rigide te zijn en stabiel te willen zijn, die eigenlijk haak staat op de behoefte die elk systeem heeft aan verandering. Dat vind je ook terug in grootse systemen zoals het hele gezondheidszorgsysteem.
De mate waarin... In termen van energie, de mate waarin mensen zich tot elkaar verhouden, dus de mate waarin energie wordt uitgewisseld tussen mensen, die bepaalt eigenlijk het effect van de relatie. In dit geval het effect van de hulpverlenersrelatie.
Dus iemand die jou ervaart als iemand die positieve energie weet te geven op de een of andere manier, daarvoor kun jij ook in termen van interactie helend zijn. Iemand die jou ervaart als iemand die energie... neemt en die zou jou ervaren als ziekmakend.
Dus ook de hulpverlener en de hulpverlenersrelatie die lenen zich om als therapeutisch gezien te worden. Maar dan gaat het over energie. En eigenlijk zou de primaire taak van alle cliënten moeten zijn een huishouding op orde brengen. Mensen die ziek zijn moeten heel goed zorgen dat ze hun hulp hebben.
Dat ze dingen doen die hun positieve energie geven. Want als je al ziek bent en je hebt helemaal geen energie en alles gaat je ook nog alleen maar energie kosten, zul je nooit beter kunnen worden. In het algemeen kun je zeggen dat positieve energie voor de meeste mensen zijn dingen zoals iets leuks doen, met iemand praten die aardig is, naar mooie muziek luisteren, sporten of wandelen, een huisdier knuffelen of iemand anders knuffelen. Dat is een echte positieve energie. Dat zijn eigenlijk dingen die iedereen positieve energie geven.
En die we niet hebben in ziekenhuizen en andere instellingen. Dus let erop, is de energiehuishouding in orde en is het mogelijk om positieve energie toe te voegen. Natuurlijk is het zo dat als een systeem erg afgesloten is, dan zal dat systeem ook niet energie kunnen opnemen. Dus probeer in te schatten wat is het wat dit systeem kan.
Iemand die heel erg ziek is, zal zich afsluiten. Ook voor positieve energie en verkleint daarmee dus ook zijn kans om weer beter te worden. Dat betekent dat je je voortdurend bewust moet zijn van het feit dat jij het systeem van de ander beïnvloedt. En dat die ander jouw systeem beïnvloedt.
Dat je door middel van feedback de meeste invloed op elkaar hebt. altijd moet nadenken hoe kan ik voorkomen dat die andere energie kwijtraakt en hoe kan ik zorgen dat de andere energie opbouwt, reserves opbouwt en dat je altijd op zoek bent naar gezamenlijkheid, naar dat wat je deelt. Daar waar je elkaar in ziet.
Want dan kun je samenwerken en dan heeft het ook effect wat je doet. Als je allebei een heel ander beeld en een heel andere gecreëerde werkelijkheid hebt. Een andere perceptie van de werkelijkheid. Dan werkt je ieder een andere kant op.
En raak je allebei je energie kwijt. Het doel van elke oplindingsrelatie is te zorgen dat het vermogen tot zelfzorg, tot zelfmanagement verbetert. En dat betekent bijna per definitie dat er een verandering moet plaatsvinden, ook al is die misschien nog zo klein.