11 gaan het hebben over de panga via lijkt op en deze paragraaf gaan over het doorgeven van eigenschappen hoe dat gebeurt en wat er allemaal bij komt kijken nou we beginnen met het stukje chromosomen en want chromosomen daar is geen hetgene waar we deze me gaat vooral over gaan hebben nou zoals je weet bestaat een organisme zoals wij mensen uitzenden en in al die cellen zitten allemaal celkernen dus zou kunnen zijn belangrijk want zoals je al eerder hebt geleerd zorgen die celkernen ervoor dat alle processen in je lichaam geregeld worden nou daar gaan we nu een stapje verder op in want wat zitten nou daar precies in die celkernen die dat regelen dan je zou kunnen zitten allemaal chromosomen en kom zomer een lange dunne draden die uit dna test die term heb je misschien al wel eens ooit gehoord dna is namelijk een stof met de bouwbeschrijving van jouw lichaam dus je kan het een beetje vergelijken met een soort barcode voor en producten uit de supermarkt want die barcode van een product dat is een specifieke barcode en als je die scant bij de kassa moeder komt daar dan weet de kassa ook dat is bijvoorbeeld hagelslag of dat is een appel dna werkt ook zo dat bestaat uit een soort code en die code die kan dan precies als ie wordt gescand dan wordt haar precies uitgehaald al dit is de code voor een blonde verbonden haag of dit is de code voor bruine ogen of dit is de code voor een donkere huidskleur staat allemaal in het dna en dat dna dat zit dus op die chromosoom wat je moet weten is dat de mens in iedere cel in hun lichaam zitten 46 van die chromosomen iedere cel en iedere celkernen zitten die 46 chromosomen en die chromosomen die bestaan allemaal uit sparen dus in iedere cel van een mens zit de 46 chromosomen dus 23 chromosoomparen en die kun je zien in de afbeelding aan de rechterkant daar zie je een een afbeelding van de chromosomen en je ziet dat die allemaal in paren zijn gelegd dus paar een bestaat er twee dezelfde vorm zelfs de lengte hebben ze nou twee weer dezelfde drie op dezelfde wijze tot aan paard nummer 23 paar me 23 zet hij omcirkeld en dat is namelijk een belangrijke namelijk de geslachtschromosomen en daar zou er bij in dit geval vrouwelijk vrouwelijk vrouwelijke geslachtschromosomen zijn namelijk twee keer een x dat is belangrijk om te onthouden twee keer een x dan man heeft een x en een y dus die zijn verschillend nou hoe kan je dat nou zien op zo'n plaatje je ziet hier nu in deze afbeelding dat het paar dat ontwikkeld is gelijk zijn die zijn allebei even gehad want hij twee x'en dus zijn dezelfde geslachtschromosomen ze zijn allebei even groot mijn man is er dus een grotere en heeft een kleintje en dat is het enige paar wat niet hetzelfde is dus als hij zo'n foto ziet ze wat een van chromosomen in je ziet dat een paar waarbij de chromosomen niet dezelfde groter zijn dan weet je al dat was een man want die heeft ik zei dat is even belangrijk om te onthouden van dan kom ik zo meteen nog meer op terug ja waarom ik je dus op je ouders van succes heeft iedere cel in je lichaam 46 chromosomen dus een gewone cel of die nou in je hersenen zit of dat het een levercel spiercel van huidcel is allemaal 46 chromosomen zijn allemaal hetzelfde om ervoor te zorgen dat jij niet de ene haarkleur de het ene hartje blond is en de andere zwart bijvoorbeeld nou we hebben het gehad ook in dit hoofdstuk over zaadcellen en eicellen die bestaan namelijk uit 23 en dat heeft een belangrijke reden zo gewone cel wordt als het ware splitst zich dan krijg je 2 eicellen en twee zaadcel voor terug die allebei dus de helft maar hebben want de gaten de bevruchting komt dus die ijssel en die zaadcel die je worden samengevoegd en dan heb je dus weer zelf van 46 chromosomen en daarom is dat dit belangrijk dus een ge alle cellen in je lichaam in principe bevatten 46 chromosomen al een zaadcel en eicel bevatten de 23 en een bevruchte eicel dus weer 23 plus 23 is 46 mensen bevrucht hij zal heeft u weer 46 nou waarom is het nou zo belangrijk om te onthouden dat de man een x en een y geslachtschromosoom hebben en dat is de rechter afbeelding een vrouw heeft twee xs dus in haar hij zelf zit altijd een x je maakt niet uit welke hij zal het is zaadcellen zoals ik zei die woorden het is een gewone cel eigenlijk door de helft dus de ene helft van de zaadcellen heeft dat ik zie je en de andere helft heeft dat eindje maar als die uiteindelijk een eicel bevruchten en die x van die man komt inderdaad hij zal terecht dan heb je dus twee x'en en dus weer een meisje terwijl als jullie een zaadcel bij hem hij zaadcel bij en hij zal komt dan heb je een x en een y dus heb je een jongetje en zo ontstaan jongens en meisjes dus dus de man heeft dus die x of die hij geeft u door en dat bepaalt eigenlijk of wilde je of een meisje wordt gaan we even terug naar dateren want zoals ik zei dat dna dat bepaalt alles in je lichaam en bestaat dus allemaal uit kleine stukjes de net zo dat een barcode eigenlijk ook allemaal apart streepjes hebben heeft en heeft dat dna heeft dat ook en in dat dna zitten allemaal genen en peter heb je misschien al wel ooit eens gehoord en een gen is een stukje van de dna voor een eigenschap dus bijvoorbeeld voor je hart er of voor je oogkleur voor je huidskleur wat voor vorm je oor nel heeft van je leven komt te zitten allemaal dat ze dingen zo gek daar heb je allemaal verschillende varianten van de op niet iedereen die heeft bijvoorbeeld bruine ogen mensen zijn ook mensen met blauwe ogen of mensen met groene ogen en daarin komt een ll tevoorschijn en al is namelijk een variant van een gen dus bijvoorbeeld nl voor bruine ogen van haar l voor blauwe of eentje voor groene en zo kan je dus al die verschillende vormen al die verschillende kleuren hebben dus een gen is een stukje voor een eigenschap in een analist is een variant daarvan is iemand kan bijvoorbeeld twee dezelfde maar ik zou twee verschillende aandelen hebben al die ervoor kijkt schappen dik dus net noemde noemen wij samen bij elkaar het genotype namelijk vond wordt je gek dus het genotype van het woord zeg en zijn alle erfelijke eigenschappen die een mens van andere organismen in zich draagt dat vindt het allemaal in je cellen hetgene wat jij ziet aan iemand is het fenotype dus dat is wat je ziet van de eigenschap dus het genotype kan bijvoorbeeld zijn iemand voor bruin haar dus geen er type bruin haar in het fenotype kan dus ook haar zijn nou dat fenotype dat ontstaat voor gedeeld door dat genotype vandaar dat als iemand het genen heeft voor bruin haar dan heeft iemand bijvoorbeeld ook bruin haar dan is het veroorzaakt door het genotype maar het kan ook weer invloed worden door de omgeving als iemand bijvoorbeeld zijn haar verft dus stel chantal chantal heeft bruin haar en chantal besluit om haar haar paarse verven nou dan verse haar paars verandert haar fenotype want ze heeft opeens paars haar maar uiteindelijk krijgt hij weer bruin haar omdat het genotype niet veranderd is je show dna verandert dus op dat moment niet waardoor je dus ja de natuurlijke haarkleur krijgt dus zo kan je je fenotype veranderen dit gaat dus om eigenschappen die over erfelijk zijn er zijn namelijk ook eigenschappen die niet erfelijk zijn en die worden dus volledig bepaald door de omgeving dat zijn allerlei verschillende eigenschappen die worden alleen maar door de omgeving bepaald en daar heb je genotype niet bij nodig er kan ook iets fout zijn gegaan in je dna en in chromosomen en daarbij kunnen mensen ziek raken half aandoeningen krijgen daarvoor hebben de term een aangeboren aandoening want dat zijn aandoeningen waar iemand mee geboren wordt dus er is iets aan de hand met meestal met zijn chromosomen voordat iemand wordt gebogen nou hebben we drie oorzaken voor de eerste is door schadelijke stof voor of door ziekteverwekkers zoals ik in de vorige video al aangaf kunnen bijvoorbeeld nicotine en drugs en alcohol kunnen door de placenta heen waardoor iemand die dus binnen krijgt een baby als die die binnenkrijgt dat alcohol dan raakt zo'n baby portiek kan de hersenontwikkeling stoppen dus iemand heeft een aangeboren aandoening door dus die schadelijke stoffen hij kan ook een fout zit in dat aantal chromosomen en dat is een van de meest bekendste versies daarvan is het syndroom van down dan normaal heeft iemand 46 chromosomen alleen iemand met het syndroom van down heeft van een specifiek nummer en je specifiek paar heeft dit er niet twee maar heeft die de drie en daardoor heeft hij er dus eentje meer heeft er dus 47 chromosomen en krijgt daardoor het syndroom van down dat kan door allerlei redenen ontstaan dat hoef je niet te weten maar wat je wel moet weten is dat het is mijn fout is in het aantal chromosomen dat in iemands als zit naast wat je het fout in het aantal hebt kan er ook een fout in de structuur van eentje zijn we kleurenblindheid is hier dus voorbeeld van waar is er iets aan de hand bij een chromosoom daar is namelijk een klein foutje in de structuur en daardoor kan iemand kleurenblind raken in dat gebeurt kan dus voor kalm en het vooral mannen hebben er eerder last van van kleurenblindheid nou hoe kan kom je daar nou achter of iemand daar last van heeft dat is door en prenataal onderzoek en prenataal de term zegt het al een beetje dus kwam even uitleggen pre is betekent voor net zoals prehistorie is ook het gedeelte voor de geschreven geschiedenis is de pre na taalonderzoek cissé voor na taal is een moeilijkere term voor geboorte dus prenataal onderzoek is een onderzoek of voor de geboorte en de hebben we twee voorbeelden van eigenlijk de jullie daarvoor moet weten namelijk een vruchtwaterpunctie en een vlokkentest ik heb ook eventjes een afbeelding bij gezet dat je een beetje een idee hoe het werkt maar vruchtwaterpunctie is hier links is er wordt een naald door de buikwand ging gestopt en die gaat door de placenta heen eigenlijk door de baarmoeder en neemt daar klein beetje van het vruchtwater op in het vruchtwater zitten namelijk losgelaten cellen van de embryo die worden meegenomen en die worden onderzocht dus wordt niks van de mgl afgenomen maar het stil grilt van het vruchtwater maar je gaat nog steeds met de naald er doorheen dus er is een kleine kans op dat er iets fout gaat de tweede vorm is een vlokkentest en een vlokkentest en werkt door dekje met een naald via de vaag en uit door de baarmoeder gaat en neemt een gedeelte van de placenta mee want de placenta bestaat uit de zelf soort cellen als de embryo zelf dus als ze gedeelte van uw patiënt a hebt dan heb je daarmee ook eigenlijk het dna van de embryo kunnen ze daarmee dus dat checken dus er wordt bij en prenataal onderzoek eigenlijk nooit dna van de baby direct afgenomen we altijd uitzenden die dus of in het vruchtwater zitten of uit placenta omdat ie dezelfde hetzelfde dna heeft als de baby nou wat heb ik in deze video behandeld en wat is dus belangrijk om te onthouden dat de mens 46 chromosomen heeft in iedere cel en 23 paar chromosomen dus heeft van ieder paar zijn er twee de geslachtschromosomen en dat mannen twee een man heeft een x en een y je een vrouw heeft dus twee keer in x hoe het over armen van eigenschappen werkt dus vanaf een twee zaadcel en eicel naar een bevruchte eicel en hoe dat zit met het aantal chromosomen heb het gehad over het verschil tussen genotype en fenotype waardoor het fenotype ontstaat aangeboren aandoeningen en hun 3 oorzaken hebt gehad over twee vormen van prenataal onderzoek en hoe ze een beetje in elkaar zitten